ECLI:NL:HR:1985:AC0360 (BNB 1986/75)

HR BNB 1986/75, HR 8 mei 1985
(ECLI:NL:HR:1985:AC0360)

Door Michiel Hennevelt

Essentie
Het arrest gaat om een sale-and-leaseback transactie van computerapparatuur. Mag de lessee of de lessor de ondernemingsfaciliteiten ten aanzien van deze apparatuur toepassen? Wanneer is er sprake van een bedrijfsmiddel?

Rechtsregel
Om gebruik te kunnen maken van de fiscale investeringsbijdrage moet er sprake zijn van een bedrijfsmiddel. Een middel kwalificeert als bedrijfsmiddel voor die belastingplichtige die het gehele juridische eigendom en tenminste enig economisch eigendom heeft.

Inhoud arrest
Belanghebbende, X BV, is de dochtervennootschap van Y NV. X BV sluit leasecontracten met derden op basis van de zogenaamde ‘sale-and-leaseback’ figuur. Zo ook heeft X BV computerapparatuur van R gekocht, en deze apparatuur daarop weer ter beschikking gesteld, door middel van huur, aan R. X BV is daarbij lessor en R is lessee. De figuur wordt door partijen aangemerkt als een operational lease, in feite zal de A-G concluderen dat er echter sprake is van een financial lease.

X BV maakt ten aanzien van de computerapparatuur aanspraak op een fiscale investeringsbijdrage, die drukt zijn fiscale winst. De inspecteur is het hier niet mee eens. Het Hof heeft geoordeeld dat de investeringsbijdrage in beginsel van toepassing is op de voor verhuur bestemde kapitaalgoederen van X BV. Dit is, op basis van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen anders als het economische belang volledig bij de lessee (R) ligt. Als een deel van het economische belang bij de juridische eigenaar (X BV) ligt, mag die juridische eigenaar gebruik maken van de investeringsbijdrage. De vraag die het Hof dus moet beantwoorden, is of er nog enig economische belang ligt bij X BV.

Het Hof is van mening dat er nog economisch belang bij X BV ligt. Dit oordeel is onder andere gebaseerd op het feit dat de computerapparatuur een levensduur van drie jaar heeft, maar voor slechts twee jaar is verhuurd. Wat er daarna mee gebeurt ligt nog niet vast, en is dus voor rekening en risico van X BV. Ook het feit dat de verplichtingen ter zake van de aanschaffing van de apparatuur bij X BV liggen, brengt economisch belang voor X BV met zich mee. Het feit dat de apparatuur weer verhuurd is aan de leverancier, namelijk R, doet daar niets aan af.

De Hoge Raad is het met het Hof eens. Gezien de bovenstaande feiten kan niet gezegd worden dat het economische eigendom volledig bij R ligt. De apparatuur kan dus terecht als bedrijfsmiddel van X BV worden aangemerkt, wat met zich mee brengt dat X BV ook de investeringsbijdrage ten aanzien van deze bedrijfsmiddelen kan claimen.