Plas/Valburg, HR 18 juni 1982, NJ 1983, 723
Felicity Garretsen
Essentie
Dit arrest betreft aansprakelijkheid omtrent het afbreken van onderhandelingen vóórdat er een overeenkomst tot stand is gekomen (precontractuele aansprakelijkheid). Indien de onderhandelingen door een partij worden afgebroken, dient de vraag of er schadevergoeding door de afbrekende partij verschuldigd is te worden beantwoord aan de hand van de vraag of partijen over en weer mochten vertrouwen dat uit deze onderhandelingen een contract zou voortvloeien, en het stadium waar de onderhandelingen in verkeerden.
Rechtsregel
Het afbreken van onderhandelingen, die zien op de totstandkoming van een overeenkomst, moet in bepaalde gevallen in strijd met de goede trouw worden geacht. Niet uitgesloten is dat onderhandelingen over een overeenkomst in een zodanig stadium zijn gekomen dat het afbreken van die onderhandelingen zelf in strijd met de goede trouw moet worden geacht, omdat partijen over en weer mochten vertrouwen dat enigerlei contract uit de onderhandelingen zou voortvloeien. In dit kader zijn er drie verschillende fases te onderscheiden: (1) Het staat partijen vrij om zonder meer de onderhandelingen af te breken. (2) Het staat partijen weliswaar nog vrij om de onderhandelingen eenzijdig af te breken, maar dit leidt tot schadeplichtigheid van de afbrekende partij ter zake van de door de onderhandelingspartner gemaakte kosten. (3) Het staat partijen niet meer vrij om de onderhandelingen eenzijdig af te breken. Indien dat toch gebeurt, kan de afbrekende partij worden veroordeeld tot dooronderhandelen of tot schadevergoeding die zich mede uitstrekt over de gederfde winst. Hedendaags bestaat echter discussie over het al dan niet langer bestaan van deze ‘driefasenleer’. Zie hieromtrent ook het arrest ECLI:NL:HR:2005:AT7337 (CBB/JPO).
Inhoud arrest
De gemeente Valburg was voornemens om een overdekt zwembad aan te leggen en heeft in dit kader offertes aangevraagd van verschillende aannemers. De gemeente Valburg is daarna in onderhandeling getreden over de bouw van het zwembad met Plas Bouwonderneming BV. Plas heeft vervolgens, op verzoek van de gemeente, adviezen ingewonnen van een constructeur, van geluids-, verwarmings- en elektriciteitsadviseurs en van een architect. Voor het raadplegen van deze personen heeft Plas kosten gemaakt. Uiteindelijk wordt de opdracht tot de bouw van het zwembad aan een andere aannemer gegund in plaats van aan Plas. Deze aannemer heeft zich echter pas veel later bij de gemeente als ‘kandidaat’ aangemeld. Plas is van mening dat zij onkosten heeft gemaakt en gederfde winst heeft opgelopen. Derhalve vordert zij schadevergoeding van de gemeente Valburg.
De rechtsvraag die hierbij centraal staat, is óf Plas door het afbreken van de onderhandelingen recht heeft op schadevergoeding van de gemeente Valburg, en óf de schadevergoeding ook de gederfde winst omvat.
De rechtbank wijst de vordering van Plas toe, en het hof wijst de vordering af. De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat het afbreken van onderhandelingen, die zien op de totstandkoming van een overeenkomst, in bepaalde gevallen in strijd met de goede trouw moet worden geacht. Niet uitgesloten is dat onderhandelingen over een overeenkomst in een zodanig stadium zijn gekomen dat het afbreken van die onderhandelingen, onder de gegeven omstandigheden, in strijd met de goede trouw moet worden geacht, omdat partijen over en weer mochten vertrouwen dat enigerlei contract uit de onderhandelingen zou voortvloeien. In dit kader zijn er drie verschillende fases te onderscheiden. In de eerste fase geldt dat de onderhandelingen nog niet zodanig zijn gevorderd, dat het beide onderhandelende partijen vrijstaat om de onderhandelingen af te breken, zonder tot vergoeding van de door de ander in het kader van de onderhandelingen gemaakte kosten te kunnen worden gehouden. In de tweede fase staat het partijen weliswaar nog vrij om de onderhandelingen eenzijdig af te breken, maar leidt dit tot schadeplichtigheid van de afbrekende partij ter zake van de door de onderhandelingspartner gemaakte kosten. In de derde fase zijn de onderhandelingen in een zodanig stadium gekomen dat het partijen niet meer vrijstaat om de onderhandelingen eenzijdig af te breken. Indien dat toch gebeurt, kan de afbrekende partij worden veroordeeld tot dooronderhandelen of tot schadevergoeding die zich mede uitstrekt over de gederfde winst.
De Hoge Raad was van mening dat de onderhandelingen tussen Plas en de gemeente Valburg al bij het derde stadium waren aangekomen. De gemeente Valburg dient aldus de gemaakte kosten alsmede de gederfde winst te vergoeden.