ECLI:NL:HR:1981:AG4271 (Boon/Van Loon)

Boon/Van Loon, HR 27 november 1981
ECLI:NL:HR:1981:AG4271, niet gepubliceerd op rechtspraak.nl

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Bij een echtscheiding moeten de opgebouwde pensioenaanspraken meegenomen worden in de boedel en verrekend worden tussen de ex-partners.

Rechtsregel

Als mensen gaan scheiden, moeten de tot de datum van echtscheiding opgebouwde pensioenrechten meegenomen worden in de boedel. Hoe deze aanspraken moeten worden verrekend door de twee partijen, ligt aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Als de partijen niet gaan scheiden, maar één van de partners overlijdt, is er geen noodzaak tot verrekening, omdat voor die overleden partij geen kosten meer worden gemaakt.

Met dit arrest wordt teruggekomen op oude vaste rechtspraak. Zie voor de oude lijn HR 7 oktober 1959, BNB 1959, 355. Dit betekent dat er veel gemeenschappen zijn beëindigd onder de oude lijn. De Hoge Raad overweegt dat personen bij wie de pensioenaanspraken destijds niet verdeeld zijn, nu een beroep zouden willen doen op deze uitspraak en alsnog een vordering willen neerleggen bij de ex-partner. Dit mag echter niet van de Hoge Raad. De eisen van redelijkheid en billijkheid en het rechtszekerheidsbeginsel brengen mee dat in deze gevallen een vordering niet meer geldend gemaakt kan worden, omdat de andere partij die niet hoefde te verwachten.

Inhoud arrest

Een man en een vrouw trouwen in 20 november 1942 in Helmond. Bijna dertig jaar later besluiten zij te gaan scheiden. Op 29 oktober 1971 wordt de scheiding uitgesproken door de rechtbank.

De man en vrouw waren getrouwd in gemeenschap van goederen, die dus verdeeld moet nog worden. De man en de vrouw komen hier samen niet uit. De vrouw daagt de man daarom voor de rechter en vordert dat de geschilpunten (in het arrest: ‘zwarigheden’) in haar voordeel worden beslist. De man is aandeelhouder in NV Litrofa en ze is het er onder andere niet mee eens dat de aandelen in deze NB worden verkocht of dat de NV wordt geliquideerd, omdat zij de inkomsten hieruit niet kan missen. Een onderdeel hiervan zijn de pensioenaanspraken die uit de aandelen voortvloeien.

De man verdedigt zijn standpunten over de geschilpunten. Hij wil onder meer dat alle aandelen aan hem worden toebedeeld. De rechtbank overweegt bij vonnis van 26 juli 1974 dat, voordat een besluit kan worden genomen over de aandelen, er eerst bepaald moet worden wat deze waard zijn. Daar wordt een deskundige voor aangesteld. Dit geldt ook voor de vaststelling van de waarde van de pensioenaanspraken.

De vrouw stelt verder dat zij ermee akkoord kan gaan dat de man alle aandelen krijgt, als zij uitgekocht wordt en hun huis in bezit krijgt. De man weigert dit. De rechtbank wil ook de waarde van het huis weten en stelt hier ook een deskundige voor aan.

Bij tussenvonnis van 26 november 1976 stelt de rechtbank het volgende vast. De aandelen hebben een waarde van 254.000 gulden, de twee huizen van partijen zijn 102.000 en 48.000 gulden waard en de inboedel van het woonhuis is 7.000 gulden waard. In de waarde van de aandelen zit een stuk pensioenaanspraak.

Bij eindvonnis van 14 oktober 1977 bepaalt de rechtbank dat de vrouw één van de huizen (die van 102.0000 gulden) en haar inboedel van 7.000 gulden krijgt. De man krijgt alle aandelen. De man dient zijn overbedeling in contant geld aan de vrouw te betalen, zodat ze allebei evenveel hebben.

De man gaat in hoger beroep. Hij stelt onder meer dat de aandelen minder waard zijn en dat de waarde van het woonhuis in onbewoonde staat moet worden bepaald. Het hof vernietigt bij vonnis van 15 april 1980 het vonnis van de rechtbank en stelt dat de grief over de waarde van het woonhuis slaagt. Er moet bepaald worden wat het huis zou opleveren als het zou worden verkocht. Dit blijkt 132.000 gulden te zijn. Ten aanzien van de pensioenaanspraken, die de rechtbank niet apart in zijn vonnis heeft gezet, oordeelt het hof dat dit niet in de boedel hoort, omdat dit enkel aan de man verbonden is. De man is namelijk aandeelhouder van Litrofa en de pensioenaanspraken komen daarvandaan. De vrouw is geen aandeelhouder.

De vrouw gaat ten aanzien van het pensioen in cassatie. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst het geding naar terug naar het hof om het voort te zetten en te beslissen. De proceskosten worden verdeeld over beide partijen.