ECLI:NL:HR:1981:AG4259 (De Gier Transporten/Schaap)

De Gier Transporten/Schaap, 6 november 1981
ECLI:NL:HR:1981:AG4259 (niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Een rechter mag geen andere omstandigheden bij de beoordeling van het ontslag op staande voet betrekken, als op het moment van ontslag niet tegen de werknemer is verteld dat deze een rol speelden.

Rechtsregel

Een werknemer moet zo snel mogelijk weten welke redenen aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd. Dit betekent dat met eerdere gedragingen van de werknemer alleen rekening mag worden gehouden, als het voor hem op dat moment duidelijk was dat dit gedragingen een rol hebben gespeeld bij het ontslag op staande voet. Aan deze eis is voldaan als de werknemer moet hebben begrepen dat ook andere gebeurtenissen, die niet in het ontslagbesluit stonden, hebben bijgedragen aan de keuze voor ontslag op staande voet. In dit geval hoefde de werknemer dat niet te begrijpen.

Inhoud arrest

De heer Schaap gaat in december 1972 voor onbepaalde tijd in dienst bij De Gier Transporten als chauffeur voor een loon van fl. 2343,88 bruto per maand.

Op 18 augustus 1978 komt Schaap met zijn vrachtwagen 3,5 uur te laat aan in Rotterdam, waardoor hij zijn vracht die dag niet meer kan lossen.

Op 19 augustus 1978 voert Schaap een telefoongesprek met de directeur, de heer P.G. de Gier, over zijn vakantiegeld. De gemoederen lopen tijdens dit gesprek hoog op.

Op 21 augustus 1978 wordt Schaap door De Gier Transporten met ingang van 19 augustus 1978 op staande voet ontslagen. Daaraan heeft De Gier Transporten ten grondslag gelegd dat Schaap:

  1. In het hiervoor genoemde telefoongesprek de heer De Gier bedreigd en uitgescholden heeft;
  2. Doordat hij op 18 augustus zijn vracht niet meer kon lossen, grote schade voor het bedrijf is ontstaan.

Schaap dient een verzoekschrift in bij de kantonrechter en verzoekt De Gier Transporten te veroordelen tot betaling van loon en vakantietoeslag tot en met 22 december 1978. Dit is de datum waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Schaap onderbouwt dit met de stelling dat aan het ontslag op staande voet geen dringende redenen ten grondslag lagen, waardoor het ontslag nietig is. De Gier Transporten dient een verweerschrift in. De kantonrechter wijst de vordering toe en veroordeelt De Gier Transporten om aan Schaap fl. 11.533,75 te betalen.

De Gier Transporten gaat in hoger beroep. De rechtbank bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en overweegt ten aanzien van de eerste reden dat de heer De Gier de woorden van Schaap niet echt als bedreigend heeft ervaren, dat het is gezegd tijdens een ruzie en dat ruwe taal in de beroepstak van het internationaal transport niet ongebruikelijk is. Ten aanzien van de tweede reden merkt de rechtbank op dat partijen nog contact hebben gehad op 18, 19 en 20 augustus over dit voorval. Daarom is het op maandag 21 augustus geen dringende, aan Schaap zo snel mogelijk medegedeelde reden voor ontslag meer. Deze twee redenen leveren dus geen dringende reden voor het ontslag op. De Gier Transporten hebben ook nog andere redenen genoemd in het hoger beroepschrift, namelijk dingen die eerder gebeurd zijn. Hierover is de rechtbank van oordeel dat vroegere gedragingen wel een rol kunnen spelen bij een ontslag op staande voet, maar dat deze dan wel – globaal – in het ontslagbesluit genoemd moeten zijn. Dat is hier niet het geval, dus worden deze buiten beschouwing gelaten.

De Gier Transporten gaat in cassatie. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt De Gier Transporten in de kosten van het geding.