ECLI:NL:HR:1980:AC7087 (Aortaperforatie)

HR 23 december 1980, LJN AC7087 (Aortaperforatie)
(ECLI:NL:HR:1980:AC7087)

Door Jay Irfan

Essentie

Deze week een arrest met een medisch tintje; het Aortaperforatie-arrest. Dit arrest draaide voornamelijk om het causaal verband tussen een messteek en de dood van het slachtoffer. Ook speelde de redelijke toerekening een belangrijke rol.

In casu werd een man neergestoken. Dit veroorzaakte een tweetal wonden: één aan zijn maagwand en één aan de aorta. De maagwand werd gehecht maar de aorta werd door de arts over het hoofd gezien, waardoor het slachtoffer stierf. De verdachte werd veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, met de dood tot gevolg (art. 302 lid 2 Sr).

Rechtsregel

De Hoge Raad moest oordelen over de vraag of er een causaal verband was tussen de messteek en de dood van het slachtoffer. De advocaat van de verdachte (mr. Gerard Spong) voerde namelijk aan dat het slachtoffer niet was overleden als gevolg van de messteek, maar doordat de arts in het ziekenhuis de aortaperforatie over het hoofd had gezien.

Het Gerechtshof overwoog ten aanzien van dit verweer als volgt: “dat weliswaar namens de verdachte bestreden wordt, dat de dood van slachtoffer het gevolg is geweest van de door verdachte aan slachtoffer, toegebrachte messteek, nu uit het sectierapport blijkt, dat de perforaties aan de voor- en achterkant van de maag bij een nog op het slachtoffer verricht zijnde operatie gehecht zijn geworden, maar op generlei wijze is gebleken dat tijdens die operatie de twee minieme openingen in de aorta zijn geconstateerd, doch — al aangenomen, dat hier inderdaad een medische omissie zou zijn begaan —, zulks niet verhindert, dat — in voege als bewezen is geacht — de dood van het slachtoffer teweeg is gebracht door de hem door verdachte toegebrachte messteek.”

De Hoge Raad oordeelde dat het hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Voor de causaliteit was beslissend dat de dood een redelijkerwijs toe te rekenen gevolg was van de messteek die op zichzelf al tot de dood zou hebben geleid.

Inhoud arrest

Het voorval speelt zich af in café “The Blue Light” te St. Willebrord. De verdachte lokt een vechtpartij uit waarbij hij, met een vlijmscherp zakmes, een man neersteekt. Het slachtoffer raakt gewond aan de maagwand en de aorta. Aangekomen in het ziekenhuis, wordt de maagwand gehecht en enige tijd later overlijdt het slachtoffer. Uit een medisch rapport volgt dat de chirurg twee hele kleine aortaperforaties was vergeten. De doodsoorzaak was een inwendige bloeding.

Aan de verdachte werd ten laste gelegd dat “dat hij in de nacht van 22 op 23 juni 1979 te Sint Willebrord opzettelijk slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, hebbende hij toen aldaar opzettelijk gewelddadig mishandelend dat slachtoffer met een scherp mes met kracht gestoken in diens buik, waardoor de maag en de aorta werden doorboord, tengevolge van welk letsel aan die aorta dat slachtoffer op 23 juni 1979 is overleden.”

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren voor openlijke geweldpleging. Zij overwoog: “dat de Rb. op grond van de aard van het feit de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van verdachte zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, van oordeel is, dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals hierna zal worden bepaald, waarbij de Rb. in aanmerking neemt:

dat verdachte op 22 juni 1979 naar het café ‘The Blue Light’ te St. Willebrord is gegaan met een vlijmscherp valmes in zijn zak, dat hij, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, bereid was te gebruiken in een vechtpartij;

dat hij vervolgens een ruzie heeft uitgelokt en bij de daarop volgende vechtpartij inderdaad iemand met dat mes heeft gestoken, tengevolge waarvan die ander is overleden;

dat voor dit gedrag van verdachte geen enkele rechtvaardiging of verontschuldiging is gebleken, evenmin als enige andere omstandigheid op grond waarvan aan verdachte niet een straf zou worden opgelegd die volledig in overeenstemming is met het ontegenzeggelijk hoogst ernstige karakter van het te zijnen laste bewezen verklaarde feit.”

Het hof maakte hier 4 jaren van voor zware mishandeling met de dood tot gevolg. Het hof motiveerde dit als volgt: “dat het Hof, gezien de ernst van het ten laste van verdachte bewezen te verklaren feit, — mede tot uitdrukking komende in het op dit delict door de wet bedreigde strafmaximum van 10 jaren gevangenisstraf —, met de Proc.-Gen. — zij het niet in die mate als uit diens requisitoir naar voren is gekomen —, van oordeel is, dat de door de Rb. opgelegde straf te laag is;

dat na te melden straf in overeenstemming is met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden, waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.”