ECLI:NL:HR:1974:AC5503 (Broodbezorger-arrest)

Broodbezorger-arrest, HR 22 november 1974
(ECLI:NL:HR:1974:AC5503)

Door Austin Ellinor

Essentie
Dit arrest van de Hoge Raad gaat over de onrechtmatige daad en hoe dit in verband staat met de waarschuwingsplicht en nalatigheid. Er is onderscheid te maken tussen gewoon en zuiver nalaten. Bij het Kelderluik-arrest is er sprake van gewoon nalaten. Hierbij is de nalatige zelf betrokken geweest bij het creëren van het gevaar. In het geval van zuiver nalaten is de nalatige niet zelf betrokken geweest.

Rechtsregel
Hebben de kinderen onrechtmatig gehandeld jegens de broodbezorger door hem niet te waarschuwen voor het gevaar? De Hoge Raad beslist dat het vereist is dat het risico tot het bewustzijn van de toeschouwer is doorgedrongen, wil er sprake zijn van aansprakelijkheid.

Inhoud arrest
Een broodbezorger struikelt over een touwtje dat laag bij de grond is gespannen op het pad naar een voordeur.

Twee kinderen [Heddema], van vier en vijf jaar oud, zagen dit touw gespannen worden door andere kinderen. Vervolgens struikelde een broodbezorger [De Coninck] over het touwtje. De twee kinderen hebben, volgens de broodbezorger, nagelaten hem te waarschuwen voor dit gevaar. De broodbezorger stelt dat de twee kinderen jegens hem een onrechtmatige daad hebben gepleegd. De broodbezorger stelt een vordering in tegen de ouders Heddema wegens een onrechtmatige daad van de kinderen en de verantwoordelijkheid van de ouders voor hun kinderen.

De rechtbank en het hof wijzen de vordering van de broodbezorger toe. De Hoge Raad wijst de vordering echter af en stelt:

“Dat echter van een rechtsplicht om een waargenomen gevaarsituatie voor het ontstaan waarvan men niet verantwoordelijk is, op te heffen of anderen daarvoor te waarschuwen, in het algemeen ook voor volwassenen alleen sprake kan zijn, wanneer de ernst van het gevaar dat die situatie voor anderen meebrengt tot het bewustzijn van de waarnemer is doorgedrongen, zulks behoudens het bestaan van bijzondere verplichtingen tot zorg en oplettendheid zoals kunnen voortvloeien uit een speciale relatie met het slachtoffer of met de plaats waar de gevaarssituatie zich voordoet;”

Dat in het onderhavige geval het gevaar, dat het over het voetpad naar de voordeur van Heddema’s woning gespannen touwtje voor anderen meebracht, naar uit ’s Hofs arrest blijkt, niet tot het bewustzijn van de kinderen Heddema is doorgedrongen, terwijl het bestaan van een verplichting van die kinderen om ten opzichte van het eigen erf een bijzondere zorg of oplettendheid te betrachten ten opzichte van gevaarsituaties, welke daar zouden kunnen ontstaan, niet kan worden aanvaard;

“Dat het Hof daarom ten onrechte heeft aangenomen dat die kinderen een onrechtmatige daad hebben gepleegd door er niet voor te zorgen dat het door hen waargenomen touwtje werd verwijderd of door De Coninck niet voor het touwtje te waarschuwen;”

Een rechtsplicht om een ander voor een waargenomen gevaarsituatie, die men zelf niet heeft doen ontstaan, te waarschuwen bestaat enkel indien de ernst van het gevaar tot het bewustzijn van de waarnemer is doorgedrongen.

Volgens de Hoge Raad heeft het Hof ten onrechte aangenomen dat de kinderen onrechtmatig hebben gehandeld. Het Hof heeft niet kunnen vaststellen dat gevaar van de situatie in casu tot de twee kinderen is doorgedrongen. Hun gedrag kan dus niet als onrechtmatig worden beschouwd. De aansprakelijkheid van de kinderen werd daarom afgewezen.