ECLI:NL:HR:1967:AC4745 (Saladin/HBU)

Saladin/HBU, HR 19 mei 1967
(ECLI:NL:HR:1967:AC4745)

Door Marsha Simon

Essentie

Een zeer belangrijk arrest dat tevens als ‘exoneratieclausule HBU’ getiteld kan worden. Op basis van de uitlegging van de concrete clausule door het Hof geeft de Hoge Raad een algemeen oordeel over het type waarover het hier gaat, namelijk de uitsluiting van aansprakelijkheid voor zekere eigen gedragingen, ook indien deze jegens de wederpartij onrechtmatig zijn, dus over exoneratie van aansprakelijkheid uit wanprestatie.

De bank, verweerster, heeft in een door S.’ eiser, voor akkoord getekende brief waarin zij een opdracht tot het uitvoeren van een transactie (aankoop van shares) tussen S. en een derde bevestigt, de bepaling opgenomen voor deze transactie geen enkele vorm van aansprakelijkheid op zich te nemen. Kan de bank zich jegens S. met vrucht op deze door haar gemaakte bepaling beroepen?

Rechtsregel

Het antwoord op de vraag in welke gevallen aan degene die bij een contractueel beding zijn aansprakelijkheid voor zekere gedragingen, ook indien deze jegens zijn wederpartij onrechtmatig zijn, heeft uitgesloten, een beroep op dit beding niet vrijstaat, kan afhankelijk zijn van de waardering van tal van omstandigheden. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld: de zwaarte van de schuld, mede in verband met de aard en de ernst van de bij enige gedraging betrokken belangen; de aard en verdere inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt; de maatschappelijke positie en de onderlinge verhouding van partijen; de wijze waarop het beding tot stand is gekomen en de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest.

Deze waardering is in belangrijke mate van feitelijke aard. Dientengevolge is een op zodanige waardering berustend oordeel, dat in een gegeven geval op een bepaling als hier bedoeld niet of wel een beroep kan worden gedaan, slechts in beperkte mate vatbaar voor toetsing in cassatie. In het onderhavige geval, een bank wordt aansprakelijk gesteld voor de nadelige gevolgen van een door haar gegeven beleggingsadvies, heeft het Hof geoordeeld dat dit advies in de bewoordingen waarin het is verstrekt niet verantwoord was en niet gerechtvaardigd door de gegevens waarover de bank destijds beschikte.

Mede in aanmerking genomen de goede trouw aan de zijde van de bank en de gronden waarop het Hof deze aanwezig heeft geacht, alsmede de aard en ernst van het verwijt dat aan de bank kon worden gemaakt, heeft het Hof echter kunnen oordelen dat de bank met vrucht een beroep op de door haar bedongen uitsluiting van aansprakelijkheid kon doen. De aangevoerde omstandigheden door verweerder, onder meer dat het door de bank gegeven advies onverantwoord en niet gerechtvaardigd was, hebben het Hof niet tot een ander oordeel doen leiden.

Inhoud arrest

Saladin zou omstreeks de maand oktober 1958 in rekening-courant verhouding hebben gestaan tot de Hollandse Bank-Unie NV (afgekort: HBU), kantoorhoudende te Willemstad, Curaçao. Saladin is een leek op financieel gebied en vroeg en verkreeg van Kantoor Willemstad adviezen over beleggingsmogelijkheden. De bij de Bank in dienst zijnde procuratiehouders H.J.A.M. Stimm en H. van Petten hebben zich omstreeks de maand oktober 1958 ongevraagd tot Saladin gewend en zij hebben hem aangeraden om door bemiddeling van Kantoor Willemstad gelden te gaan beleggen in Canada.

Kantoor Willemstad deelde hierbij mede dat het hier een belegging betrof dat niet slechts een aantrekkelijk rendement bood, maar bovendien als veilig kon worden beschouwd. Daartoe overgehaald kwam Saladin in de veronderstelling te verkeren, dat het hier een veilige belegging betrof welke hij op gezag van de deskundigheid van het personeel van de Bank nagenoeg zonder risico kon doen. Daarop volgend kocht Saladin circa 6000 aandelen via bemiddeling van Kantoor Willemstad. Savard toonde zich bereid deze aandelen van Saladin te kopen tegen een hogere prijs.

Echter is Savard volledig in gebreke gebleven in zijn verplichting tot terugkoop van de aandelen. Als gevolg van deze gang van zaken heeft Saladin grote schade geleden, omdat veel aandelen in de tussentijd in waarde zijn gedaald. Saladin vordert een schadevergoeding van de Bank, welke de Bank weigert te vergoeden. Tegen deze vordering heeft de Bank verweer gevoerd en beroept zich daarbij op de exoneratieclausule uit de transactieovereenkomst: ”Hoewel de ons ten dienste informaties over Savard en Hart gunstig luiden kunnen wij echter generlei aansprakelijkheid voor deze transactie op ons nemen.”

De Hoge Raad ging mee in het oordeel van het Hof, inhoudende dat de bank met vrucht een beroep op de exoneratieclausule kon doen.