Admiraal, Hoge Raad 22 januari 1965
(ECLI:NL:HR:1965:AC4536)
Door Felicity Garretsen
Essentie
Om te bepalen of een testament onduidelijk is en voor uitleg in aanmerking komt, dient niet alleen gekeken te worden naar de bewoordingen van het testament.
Rechtsregel
Voor de beantwoording van de vraag of de bewoordingen van een uiterste wil duidelijk zijn, dient mede te worden gelet op de verhoudingen die de erflater bij de beschikking heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder deze is gemaakt.
In deze zaak speelde mee dat één van de erfgenamen niet meer leefde ten tijde van testeren, terwijl de erflater daarvan op de hoogte was. Deze omstandigheid maakt het testament onduidelijk en daarom vatbaar voor uitleg.
Inhoud arrest
De erflater heeft in zijn testament zijn broers tezamen en voor gelijke delen tot enige erfgenamen benoemd. Een van deze broers is echter op dat moment al overleden, terwijl de erflater hiervan op de hoogte was. Hierdoor was het eigenlijk al vanaf het begin niet mogelijk om het testament daadwerkelijk uit te voeren. De rechtsvraag die centraal staat in deze casus is de vraag of het testament onduidelijk is en daarom vatbaar is voor uitleg?
Het Hof heeft het testament, waarbij de erflater zijn broers tezamen en voor gelijke delen tot enige erfgenamen benoemde, duidelijk geacht, ook al zou de erflater er bij het verlijden van het testament van op de hoogte zijn geweest dat een der daarin genoemde broers reeds was overleden. De Hoge Raad deelt deze mening van het Hof niet.
Volgens de Hoge Raad geeft het testament in het licht van de omstandigheden waaronder deze werd gemaakt, bij uitlegging uitsluitend met behulp van haar bewoordingen, geen duidelijke aanwijzing van hetgeen de erflater wilde dat na zijn overlijden met zijn vermogen zou geschieden. Op het moment dat het testament werd opgesteld was één van de erfgenamen namelijk al overleden. Het testament hield daarom een regeling in die naar de letterlijke bewoordingen nooit uitvoerbaar zou kunnen zijn, terwijl de erflater hiervan op de hoogte was. Anders dan het Hof oordeelde, bestaat dus geen beletsel om nader onderzoek te doen naar de bedoeling van de erflater zover deze bedoeling niet blijkt uit de bewoordingen van het testament. Ook de omstandigheden waaronder de uiterste wilsbeschikking is gemaakt moeten worden betrokken bij het oordeel over de duidelijkheid ervan.
Het resultaat van de uitleg in dit geval is dat de kinderen van de overleden broer bij plaatsvervulling konden optreden.