ECLI:NL:HR:1957:AY2274 (Goed koopmansgebruik)

HR Goed koopmansgebruik, HR 8 mei 1957
(ECLI:NL:HR:1957:AY2274)

Door Michiel Hennevelt

Essentie
In dit standaardarrest gaat het om de invulling van het begrip “goed koopmansgebruik”, dat van belang is voor de jaarwinstbepaling in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Goed koopmansgebruik is een door de wetgever bewust opgelaten norm, die ingevuld moet worden door de rechter. Dit arrest is een belangrijke stap in die invulling.

Rechtsregel
De Hoge Raad oordeelt dat een stelsel van fiscale winstberekening als hoofdregel in lijn is met goed koopmansgebruik wanneer dat stelsel is gebaseerd op de bedrijfseconomische inzichten over de juiste wijze van winstbepaling. Op de hoofdregel geldt wel de uitzondering dat deze bedrijfseconomische inzichten niet gevolgd mogen worden als zij strijdig zijn met de belastingwet, de algemene opzet van de belastingwet of een beginsel van deze wet.

Inhoud arrest
NV X neemt aan de creditzijde van haar balans een post op voor ongerealiseerde factureringswinst. Deze post ziet op goederen die de NV aan haar buitenlandse dochter heeft geleverd. Volgens NV X brengt goed koopmansgebruik met zich mee dat de NV pas daadwerkelijk winst hoeft te nemen op het moment dat de dochter de goederen aan derden verkoopt, dus niet al bij levering aan de dochter. De NV beroept zich ter ondersteuning van dit standpunt op de heersende bedrijfseconomische opvattingen en de toepassing hiervan in de praktijk. Het zenden van de goederen aan de buitenlandse dochter is volgens NV X niks anders dan een verplaatsing van de voorraden binnen het economische geheel, iets waarvoor geen winst hoeft te worden genomen.

De inspecteur is het niet met dit standpunt eens. Volgens de inspecteur gaat het om de belastingplicht van de moeder, NV X, en is er geen sprake van belastingplicht van het concern als geheel. De dochters zijn in het buitenland zelfstandige entiteiten en er is ook civielrechtelijk sprake van een koopovereenkomst tussen moeder en dochters. De moeder moet dus direct bij levering van de goederen winst nemen.

De Hoge Raad oordeelt dat een stelsel van fiscale winstberekening als hoofdregel in lijn is met goed koopmansgebruik, wanneer dat stelsel is gebaseerd op de bedrijfseconomische inzichten over de juiste wijze van winstbepaling. Op de hoofdregel geldt wel de uitzondering dat deze bedrijfseconomische inzichten niet gevolgd mogen worden als zij strijdig zijn met de belastingwet, de algemene opzet van de belastingwet of een beginsel van deze wet. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat de manier van winstbepaling van NV X het best aansluit op de bedrijfseconomische inzichten, omdat moeder en dochter als economische eenheid worden gezien. Aan de andere kant heeft de vennootschapsbelasting als uitgangspunt dat verschillende lichamen in beginsel zelfstandig belastingplichtig zijn.

De Hoge Raad komt uiteindelijk tot de conclusie dat de zelfstandige belastingplicht van de vennootschapsbelasting voorrang heeft, waardoor het (bedrijfseconomisch juiste) stelsel van winstberekening van NV X geen stand kan houden.