ECLI:NL:HR:1954:AY4080 (Het Circustentenarrest)

Hoge Raad, 13 oktober 1954, Het Circustentenarrest
(
 ECLI:NL:HR:1954:AY4080)

Essentie 

Dit standaardarrest gaat in op de aanwezigheid van een vaste inrichting die verplaatsbaar is.[1] Het circus in het onderhavige arrest is namelijk een rondtrekkend circus dat niet gevestigd is op één vaste plek. Op basis van afspraken in het internationale belastingrecht is (onder andere) wel vereist dat de bedrijfsuitoefening vanuit een ‘fixed place’ wordt verricht om belasting te mogen heffen (zie art. 5 OESO-Modelverdrag). Dit arrest maakt duidelijk hoe deze term voor de Nederlandse belastingverdragen moet worden geïnterpreteerd.

Rechtsregel

Ook een verplaatsbare onderneming kan in Nederland een vaste inrichting vormen, zolang de ondernemingsactiviteiten geregeld in Nederland hun middelpunt vinden. De bedrijfsinrichting hoeft dus niet vast en genageld te zijn aan de grond om te spreken van een vaste inrichting.

Inhoud arrest

In dit arrest is sprake van een Duits complex aan circussen, dat vijf à zes maanden rondtrekt door Nederland. In verschillende plaatsen zijn voorstellingen gegeven en ook voor de loonbelasting werden zij als een vaste inrichting aangemerkt. Het circus is met eigen vervoersmiddelen te verplaatsen. De op- en afbouw en de verplaatsing van het Duitse circus, inclusief de woningen voor de werknemers en de dieren, gaat snel en gebeurt ook regelmatig gedurende de periode in Nederland. In geschil is of dit complex als vaste inrichting gezien kan worden, aangezien het rondtrekkende circus niet op één vaste plek staat. In de belastingverdragen staat dat de belastingheffing alleen kan plaatsvinden als onder andere sprake is van een bedrijfsruimte met een ‘fixed place’ in Nederland.

De Hoge Raad oordeelt dat sprake is van een vaste inrichting, ondanks de verplaatsbaarheid van de circustenten. Ook een bedrijfsinrichting die verplaatsbaar is en ook geregeld verplaatst wordt, kan als vaste inrichting worden aangemerkt. Van belang is dat de bedrijfsactiviteiten geregeld het land Nederland als middelpunt hebben.[2]

[1] Een vaste inrichting in Nederland is een bedrijfsruimte in Nederland van een buitenlandse onderneming, die over voldoende faciliteiten beschikt om als zelfstandige onderneming te functioneren. Denk bijvoorbeeld aan een fabriek of een winkel. De vaste inrichting is onderdeel van een in het buitenland gevestigde onderneming en bestaat juridisch niet; het is slechts een fiscale fictie om belasting te heffen van een buitenlandse ondernemingen met activiteiten in Nederland.

[2] Uit het Kunstogenarrest (HR 15 juni 1955, nr. 12 369) kan vervolgens opgemaakt worden dat de bedrijfsinrichting ook geschikt moet zijn voor het type onderneming die de ondernemer verricht. In het Kunstogenarrest is bijvoorbeeld een hotelkamer niet geschikt voor het verkopen van kunstogen (en dus is geen sprake van een vaste inrichting). Een mobiel circus is uiteraard wel geschikt voor een rondtrekkend circus dat op meerdere plekken voorstellingen geeft.