ECLI:NL:HR:1949:AG1962 (Zandvoortse woonruimtevordering)

Zandvoortse woonruimtevordering; HR 14-01-1949, NJ 1949, 557
(ECLI:NL:HR:1949:AG1962)

Door Austin Ellinor

Essentie
Dit arrest gaat over het verbod van détournement de pouvoir, oftewel misbruik van bevoegdheid. De bevoegdheden die de wet aan een bestuursorgaan toekent, moet het bestuursorgaan in overeenstemming met het te bereiken doel en de strekking van de wet gebruiken.

Rechtsregel
In casu is de vraag of de burgemeester misbruik heeft gemaakt van zijn vorderingsbevoegdheid die gegeven is in het Vorderingsbesluit Woonruimte. Het gaat hier dus om het verbod van détournement de pouvoir. Dit is vastgelegd in artikel 3:3 Awb. Het luidt als volgt:

“Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.”

Dit was de eerste keer dat de Hoge Raad het criterium van détournement de pouvoir gebruikte bij de beoordeling van onrechtmatig handelen door de overheid. (On)rechtmatig optreden van de overheid werd door de Hoge Raad dus verbonden aan de zorgvuldigheidsnormen.

Inhoud arrest
De burgemeester van Zandvoort (eiser) heeft de woning en de daarbij horende vakantiehuis van J. van Spiegelen (verweerder) gevorderd op grond van de Woonruimtewet. De burgemeester vond namelijk dat de woning tegen een te hoge prijs werd verhuurd. De verweerder spande hierop een kort geding aan.

De Rechtbank in Haarlem stelde de verweerder gelijk omtrent het vakantiehuis, maar het verweer op de woning werd afgewezen. Hiertegen heeft de verweerder hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verweerder volledig in het gelijk gesteld. Hiertegen is de burgemeester in cassatie gegaan bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelde dat het handelen van de burgemeester onrechtmatig was. Het doel van het vorderingsbesluit is namelijk het bevorderen van een doelmatige verdeling van de woongelegenheid. Het motief die de burgemeester aanvoerde, namelijk dat de woning tegen een te hoge prijs werd verhuurd, strookt niet met het doel en de strekking van het vorderingsbesluit. De vordering van de burgemeester jegens de verweerder wordt niet gedekt door het Vorderingsbesluit Woonruimte die aan de burgemeester is toegekend.

Het handelen van de burgemeester is volgens de Hoge Raad dus onrechtmatig, omdat het niet wordt gedekt door wettelijke bepalingen.

De Hoge Raad stelt de verweerder in het gelijk. De burgemeester heeft gehandeld in strijd met het verbod van détournement de pouvoir, artikel 3:3 Awb, omdat hij zijn bevoegdheid verkeerd heeft gebruikt. Hij gebruikte zijn bevoegdheid voor een ander doel, dan waarvoor deze hem was gegeven. De burgemeester heeft onrechtmatig gehandeld.