ECLI:NL:HR:1915:AG1773 (Guldemond/Noordwijkerhout)

Guldemond/Noordwijkerhout arrest; HR 31-12-1915, NJ 1916, 407.
(ECLI:NL:HR:1915:AG1773)

Essentie

Elke jurist kent de essentie van het Guldemond/Noordwijkerhout arrest. Maar hoe zat het ook alweer precies? Dit arrest gaat over de vraag of de burgerlijke rechter mag oordelen over bestuurshandelingen van bestuursorganen.

In artikel 2 RO van 1982 (tegenwoordig is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter vastgelegd in artikel 112 lid 1 GW) is de uitsluitende bevoegdheid van de rechterlijke macht afhankelijk gesteld van het object van het geschil. Oftewel het recht waarop de aanklager het beroep doet (objectum-litis), en niet van het recht waarop de verweerder beroep zou willen doen (fundamentum petendi). Met dit arrest werd dus de objectum-litis leer als het ware tot recht meegerekend.

Rechtsregel

De burgerlijke rechter mag dus oordelen over bestuurshandelingen van bestuursorganen als dit het burgerlijk recht betreft, ook wel objectum-litis leer genoemd. De rechtbank en het hof stellen beiden dat zij in casu bevoegd zijn, aangezien het een geschil in het burgerlijk recht is.

Ook de Hoge Raad verklaart de burgerlijke rechter ontvankelijk. De Hoge Raad overweegt het volgende: “dat ook in artikel 2 RO de uitsluitende bevoegdheid van de rechterlijke macht is afhankelijk gesteld van het voorwerp van geschil, dat is het recht waarin de aanlegger vraagt beschermd te worden, en niet van de aard van het recht waarop de verweerder zijn verweer grondt.”

In casu zoekt de aanlegger zijn heil in het burgerlijk recht, namelijk het ongestoord genot van een vaarsloot. De verweerder zoekt het echter ergens anders, namelijk de bevoegdheid van de gemeente, voortvloeiend uit de plicht om te zorgen voor de bruikbaarheid van publieke wegen, wateren e.d.

Inhoud arrest

In 1905 heeft Guldemond, een bloemist wonend in Lisse, via aankoop eigendom verworven van enige stukken bosgrond en geestland in de gemeente Noordwijkerhout. Op een deel van dit eigen grond heeft hij een twaalf meter brede vaarsloot gegraven, die op een bepaald punt een openbaar voetpad kruiste. Hij maakte hier jaren ongestoord gebruik van tot 1914, wanneer de gemeente Noordwijkerhout aanstalten maakte om het voetpad weer gangbaar te maken. Dit doen zij door zand te storten op het vaarwater. Guldemond vorderde in kort geding een bevel aan de gemeente tot het stopzetten van het storten van zand en tevens een machtiging om het reeds gestorte zand te verwijderen.

Het belangrijkste aspect van dit geschil betrof dus de vraag of de burgerlijke rechter wel bevoegd was om te oordelen over de vordering van Guldemond. De gemeente stelt hierop dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is, omdat de gemeente als publiekrechtelijke instantie handelde (de zorg van een openbare weg). Zij baseerden hun taak namelijk op een taak die stond vastgelegd in de Gemeentewet. De rechtbank en het hof stellen dat de burgerlijke rechter in casu wel degelijk bevoegd is. De Hoge Raad is het hier ook mee eens.

De redenering die de Hoge Raad hier hanteert is de objectum-litis leer. De bevoegdheid van de burgerlijke rechter is afhankelijk van het objectum litis, het ‘voorwerp van geschil’. Bepalend is nu of de eiser in eerste aanleg een beroep doet op het burgerlijk recht. Hiermee wordt de objectum-litis leer bevestigd.