ECLI:NL:HR:1897:1 (Muilkorf)

HR 12 april 1897, W 6954 (Muilkof)
(ECLI:NL:HR:1897:1)

Door Jay Irfan

Essentie

Dit arrest dateert inmiddels uit 1897 en gaat over het legaliteitsbeginsel. De verdachte in casu had – volgens de politie – een artikel uit de Algemene Politieverordening (APV) geschonden. De bepaling uit de APV was echter in strijd met hogere regelgeving. De verdachte weigerde met de politie mee te werken, omdat hij wist dat deze bepaling in strijd was met de nationale strafwetgeving. Hiervoor kreeg de verdachte een boete opgelegd.

Rechtsregel

De rechtsvraag in deze zaak was: “Mocht de verdachte worden veroordeeld tot het betalen van een boete voor het niet opvolgen van de aanwijzingen van de agenten?” Het antwoord luidt ontkennend. De Hoge Raad gaf aan dat in art. 1 Sv de grondslag berust voor strafvordering. Er dient te worden gesproken in de ruimste zin van het woord. Dit omvat derhalve ook de opsporing van strafbare feiten. Aangezien een APV geen wet in formele zin is, is de plaatsing van een dergelijke regel in de APV in strijd met formele wetgeving. In concreto overwoog de Hoge Raad dus dat regels met betrekking tot strafvordering alleen mogen worden gegeven in formele wetgeving.

47-muilkorf-arrest-1

Inhoud arrest

In de gemeente Bergen op Zoom was het – conform de politieverordening – verboden om honden die langer waren dan 65 cm zonder muilkorf te laten loslopen. Dit was bepaald in art. 214 lid 1 APV. In het tweede lid stond vermeld, dat als de politie op straat een hond aantrof waarvan zij het vermoeden had dat deze langer was dan 65 cm, de hond op aanwijzing van de politie naar het bureau moest worden gebracht om te worden opgemeten. De verdachte werd hierop aangesproken en werd opgedragen om te verschijnen op het politiebureau voor een deugdelijke meting van de hond. Hij gaf hieraan geen gehoor en werd veroordeeld tot een boete van ƒ1,-. De verdachte weigerde dit bedrag te betalen en de zaak kwam voor het gerecht.

De Hoge Raad overwoog het volgende:

“dat uit de plaatsing van dit artikel aan het hoofd der Algemeene bepalingen van dit Wetboek [van Strafvordering] volgt, dat daarin van strafvordering wordt gesproken in den ruimsten zin, waarin dit woord mede omvat de opsporing van strafbare feiten; dat alzoo ene regeling der wijze, van opsporing [van strafbare feiten] bij plaatselijke verordening is in strijd met de wet.”