Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 28 februari 2023, het uitbrengen van een herstelvonnis heeft geen invloed op de originele appeltermijn.
(ECLI:NL:GHSHE:2023:668)
Essentie
Appellant wil na een uitspraak in hoger beroep gaan, maar doet dit na de wettelijke termijn van drie maanden. Zijn reden hiervoor is het herstelvonnis, wat een maand later is uitgebracht. Appellant stelt dat hierdoor de appeltermijn ook zou moeten opschuiven, in het kader van rechtszekerheid.
Rechtsregel
Op grond van artikel 339 lid 1 Rv geldt voor het instellen van hoger beroep in een gewone dagvaardingsprocedure een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. Een herstel van een kennelijke fout op grond van artikel 31 Rv heeft geen invloed op deze termijn. Wanneer het gaat om een kennelijke fout die voor derden ook duidelijk is, zou dit geen reden zijn om te wachten op het herstelvonnis voor het instellen van hoger beroep.
Inhoud uitspraak
Naar aanleiding van een eerder gegeven vonnis bracht appellant een exploot van dagvaarding uit. Volgens de rolraadsheer was dit echter niet binnen de termijn gebeurd, waardoor er geen hoger beroep meer openstond. Op grond van artikel 339 lid 1 Rv geldt een termijn van drie maanden. Het vonnis was uitgesproken op 8 juni 2022, waardoor de uiterlijke termijn 8 september 2022 zou zijn. Appellant heeft het exploot van dagvaarding pas op 3 oktober uitgebracht.
Appellant stelt dat hij het vonnis van 8 juni na één dag weer bij de griffie moest inleveren. Daarna werd op 6 juli het vonnis teruggestuurd samen met het herstelvonnis. Appellant stelt dat hij toen pas het definitieve vonnis heeft kunnen inzien. Gelet op de rechtszekerheid en het feit dat hij voor het instellen van hoger beroep het vonnis nodig had, stelt appellant dat de termijn pas na het uitbrengen van het definitieve (herstel)vonnis had moeten ingaan.
Geïntimeerde stelt dat zij heeft verzocht tot een verbetering van het vonnis. Er waren in het oordeel namelijk buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar dit oordeel kwam niet terug in het vonnis. De rechtbank oordeelde in het herstelvonnis dat sprake was van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent.
Daarnaast stelt geïntimeerde dat er tegen een herstelvonnis geen beroep open staat.
Oordeel Gerechtshof
Op grond van artikel 339 lid 1 Rv is de termijn voor het instellen van hoger beroep drie maanden, vanaf de dag van de uitspraak van het vonnis. Dat betekent dat de dagvaarding uiterlijk op 8 september 2022 aan geïntimeerde betekend had moeten worden. Het exploot van dagvaarding is op 3 oktober 2022 uitgebracht, waardoor deze te laat is. Het Hof oordeelt daarnaast dat het verweer van appellant niet op de wet gebaseerd is. Nergens staat dat de termijn pas is gaan lopen nadat het herstelvonnis is uitgebracht. Dat appellant het vonnis niet de volle drie maanden bij zich heeft gehad, maakt volgens het Hof niet uit. Appellant heeft kennis gekregen van het vonnis op de dag dat het uitgesproken is en heeft dus gebruik kunnen maken van de volledige termijn. Daarnaast werd het herstelvonnis al op 6 juli uitgebracht, waardoor appellant nog tot 8 september de tijd heeft gehad om in hoger beroep te gaan.
Appellant is volgens het Hof dus niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep van het vonnis van 8 juni 2022.
Hierna heeft het Hof nog beoordeeld of appellant ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen het herstelvonnis. Het hof overweegt dat de kennelijke fout niet voor redelijke twijfel vatbaar. Het is op het eerste gezicht duidelijk dat er sprake is van een kennelijke fout. Er is geen sprake van een aanvulling of mogelijke andere interpretaties, omdat er geen andere motivering gegeven wordt. Ook hierin verklaart het Hof appellant dus niet-ontvankelijk.