ECLI:NL:GHSHE:2021:1237 (Bedrijfsauto gebruiken voor taxiwerkzaamheden is reden voor ontslag)

Hof ’s-Hertogenbosch, 22 april 2021, Bedrijfsauto gebruiken voor taxiwerkzaamheden is reden voor ontslag
(ECLI:NL:GHSHE:2021:1237)

Door Pieter Vis

Essentie

Een werknemer wordt ontslagen op staande voet wegens het gebruiken van de aan hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto om illegale taxiwerkzaamheden uit te voeren. In hoger beroep, evenals in eerste aanleg, wordt geoordeeld dat dit ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Werknemer moet tevens een gefixeerde schadevergoeding en een boete betalen voor overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding. Tegenvorderingen van de werknemer worden afgewezen.

Rechtsregel

Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden rusten op de werkgever.

Inhoud

De werknemer is op 7 oktober 2019 voor de duur van twaalf maanden bij de werkgever in dienst getreden in de functie van verkoper. Ten behoeve van deze verkoopwerkzaamheden heeft de werkgever aan de werknemer een bedrijfsauto ter beschikking gesteld. In de arbeidsovereenkomst is een verbod op nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen, met daaraan gekoppeld een boetebeding. Handelen in strijd met dit nevenwerkzaamhedenbeding vormt voor de werkgever een dringende reden voor ontslag op staande voet.

In de avond van 27 december 2019 is de werknemer op staande voet ontslagen door de werkgever. Dit ontslag is per e-mail in de nacht van 27 op 28 december 2019 bevestigd door de werkgever. In deze brief staat genoemd als reden voor ontslag op staande voet dat de werknemer illegale taxiritten aanbiedt en uitvoert met de bedrijfsauto van de werkgever. De werknemer maakt bezwaar tegen dit ontslag op staande voet en verzoekt wedertewerkstelling en doorbetaling van het loon. De werkgever gaat hier niet in mee, bevestigt het ontslag op staande voet op 31 december 2019 en vordert hierbij de boete die gekoppeld is aan het nevenwerkzaamhedenbeding. De werknemer gaat daar weer niet in mee, betwist de aanwezigheid van een dringende reden tot ontslag en vordert een billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding.

In eerste aanleg heeft de werkgever onder andere verzocht om voor recht te verklaren dat sprake is van een dringende reden tot ontslag en dat de werknemer daardoor gehouden is om een boete te voldoen aan de werkgever. De werknemer heeft gemotiveerd verweer gevoerd en zelfstandige tegenverzoeken gedaan. De kantonrechter heeft de vordering van de werkgever toegewezen en die van de werknemer afgewezen. De werknemer is tegen deze beschikking tijdig in hoger beroep gekomen.

In tweede aanleg spitst het debat zich wederom toe op de vraag of het ontslag op staande voet al dan niet terecht is gegeven. Op basis van de feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat de werknemer de aan hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto heeft gebruikt om zonder vergunning taxiwerkzaamheden uit te voeren. Dit levert een dringende reden op in de zin van artikel 7:678 BW en het ontslag op staande voet is dus rechtsgeldig. Tevens oordeelt het hof dat de werknemer heeft gehandeld in strijd met het nevenwerkzaamhedenbeding, waardoor ook de boete toegewezen wordt. Tot slot wordt het verzoek van de werkgever om een gefixeerde schadevergoeding ook toegewezen. Tegenvorderingen van de werknemer worden afgewezen. De werknemer wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.