ECLI:NL:GHSGR:2010:BL0931 (weigeren medische behandeling minderjarige op religieuze gronden)

Hof ‘s-Gravenhage 26 januari 2010, medische behandeling minderjarige
(ECLI:NL:GHSGR:2010:BL0931)

Felicity Garretsen

Essentie

Ingevolge art. 1:264 BW kan, indien een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar noodzakelijk is om ernstig gevaar voor diens gezondheid te voorkomen en de ouder die het gezag heeft zijn toestemming daarvoor weigert op grond van religieuze gronden, deze toestemming op verzoek van de stichting worden vervangen door die van de rechter.

Rechtsregel

Wanneer ouders een medische behandeling van een kind weigeren op grond van religieuze opvattingen, bestaat de mogelijkheid om ex art. 1:264 BW de rechter om vervangende toestemming te verzoeken. Dit is in veel gevallen ook mogelijk bij preventieve inenting, indien een aanmerkelijke kans bestaat op ernstige aantasting van de gezondheid van het kind en de ouders onvoldoende motiveren waarom zij een behandeling vanuit hun religieuze opvatting weigeren.

Inhoud arrest

In deze zaak staat een kind sinds 2009 onder toezicht van Jeugdzorg en is sindsdien uit huis geplaatst in een pleeggezin. Jeugdzorg heeft bij de rechtbank verzocht om vervangende toestemming voor een medische behandeling bij het kind, te weten vaccinatie tegen pneumokokken, omdat deze vanuit religieuze beweegredenen door de ouders wordt geweigerd. De rechtbank heeft vervolgens de vervangende toestemming verleend. De ouders kunnen zich echter niet met deze beslissing verenigen en gaan in hoger beroep.

De rechtsvraag die in dit kader centraal staat, is of de rechtbank terecht vervangende toestemming ex art. 1:264 BW heeft verleend voor vaccinatie tegen pneumokokken.

Het hof overweegt dat is gebleken dat pneumokokkenziekte een verzamelnaam is voor ernstige infecties die worden veroorzaakt door een groep bacteriën, de pneumokokken. Een besmetting met pneumokokken kan leiden tot levensbedreigende ziekten en kan heel gemakkelijk van de ene naar de andere persoon overgaan. Een behandeling met bijvoorbeeld antibiotica loopt bijna altijd achter de feiten aan, omdat de ziekte zo snel verergert. Vaak is dan al onherstelbare schade aangericht. Vaccinatie geeft langdurige bescherming en het pneumokokkenvaccin heeft over het algemeen weinig bijwerkingen.

De moeder heeft weliswaar gesteld dat zij vanwege haar geloofsovertuiging de vaccinatie tegen pneumokokken afwijst, maar het hof gaat hieraan voorbij gezien voornoemde ernstige gevolgen van besmetting door pneumokokken en nu uit de uitleg die de moeder ter zitting heeft gegeven het hof niet is gebleken dat de geloofsovertuiging van de moeder de (hoofd)reden is voor de weigering. De moeder heeft weliswaar verklaard dat zij lid is van een gesloten gemeenschap onder leiding van een dominee en dat deze dominee – van wie de moeder de naam overigens niet wist – heeft gezegd dat de inenting tegen pneumokokken niet van de hand van God is, maar het hof is gebleken dat doorslaggevend voor de weigering van de moeder is dat in 2006 op het journaal is geweest dat er ‘tracers’ in het vaccin werden gedaan. De moeder heeft het hof ook geen afdoende verklaring kunnen geven waarom juist de vaccinatie tegen pneumokokken indruist tegen de geloofsovertuiging van de moeder, terwijl de moeder voor de overige vaccinaties van het Rijksvaccinatieprogramma wel toestemming heeft gegeven. Juist vanwege enerzijds het belang van het kind om veilig en gezond op te groeien en anderzijds de door de moeder bij herhaling ingeroepen geloofsovertuiging, had een nadere onderbouwing door de moeder, dat inenting tegen bepaalde andere kinderziekten wél maar inenting tegen pneumokokken níet van de hand van God is, in de rede gelegen. De enkele stelling dat een haar niet bij naam bekende dominee zou hebben gezegd dat inenting tegen pneumokokken niet van de hand van God is, is onvoldoende in het licht van de tussen de moeder en het kind te maken belangenafweging, mede in verband met het in art. 3 lid 1 IVRK neergelegde uitgangspunt dat de belangen van het kind de eerste overweging vormen.

Het hof acht gezien de ernstige gevolgen die een pneumokokkeninfectie kan hebben het noodzakelijk dat het kind daartegen wordt beschermd door middel van vaccinatie teneinde ernstig gevaar voor zijn gezondheid te voorkomen. Het hof overweegt daarbij dat tegenover het belang van de moeder het belang van het kind staat om veilig en gezond op te kunnen groeien.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank terecht vervangende toestemming heeft verleend voor vaccinatie tegen pneumokokken.