ECLI:NL:GHDHA:2024:191 (F-35 onderdelen naar Israël?)

Gerechtshof Den Haag, 12 februari 2024,  F-35 onderdelen naar Israël?
(ECLI:NL:GHDHA:2024:191)

Essentie

De rechtsvraag die in deze uitspraak centraal staat is: had de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de vergunning die nodig was voor de export van F-15 onderdelen naar Israel die gebruikt worden voor de aanvallen in de Gazastrook, moeten intrekken na de herbeoordeling t.a.v. de actuele omstandigheden in het Palestina-conflict?

Rechtsregel

Het gerechtshof oordeelt als volgt. De minister had na de actuele omstandigheden bij de herbeoordeling voor de export van F-35 onderdelen naar Israel de vergunning moeten intrekken op basis van de nakoming van verplichtingen van art. 1 Geneefse conventie, het Wapenhandelsverdrag en de EUGS. De juridische belangen van Nederland wegen zwaarder dan de goede internationale relaties.

Inhoud

Op 15 december 2023 heeft het kort geding plaatsgevonden dat is gevorderd door drie belangenorganisaties (Oxfam Novib, PAX Nederland en The Rights Forum) met de vordering aan de Staat dat de uitvoer en doorvoer van de F-35 onderdelen die vanuit Nederland naar Israel gaan, gestaakt moet worden. De Staat heeft in het kort geding beargumenteerd dat Oxfam Novib (verder: de stichting) niet volledig rechtsbevoegd was voor de vordering gezien het gebrek aan behartiging van deze belangen in de statuten van de stichting.

De voorzieningenrechter heeft beargumenteerd dat de stichting wel ontvankelijk was in de vordering. Daarnaast werd door de rechtbank geconcludeerd dat de Staat de bevoegdheid heeft om bij de heroverweging van de vergunning breder te toetsen dan alleen het EUGS en dat de goede internationale relaties mochten worden meegenomen in deze toetsing. Naar aanleiding van de actuele omstandigheden had de minister ook als er geen grond was om opnieuw te toetsen op basis van het EUGS, toch de dwingende weigeringsgrond van de EUGS onder art. 2 lid 2 onder c moeten toetsen.

Het hof heeft in hoger beroep ook geconcludeerd dat de stichting wel ontvankelijk is om deze vordering te maken, omdat er in het statuut is opgenomen dat ze een ‘wereldrechtsorde’ en een ‘wereldsamenleving’ wil nastreven en de humanitaire rechten van mensen in Gaza hieronder vallen.

Verder heeft het hof – in tegenstelling tot de voorzieningenrechter – een standpunt ingenomen over de belangenafweging van de juridische toetsing en het belang van de internationale relaties. Bij de aanvallen van Israël zou geen goed onderscheid gemaakt worden tussen burgerdoelen en militaire doelen. Volgens het humanitair oorlogsrecht mogen alleen militaire doelen worden aangevallen. Collateral damage kan bij militaire doelen een bijkomende factor zijn, maar op basis van de verklaringen van onder andere Amnesty International heeft het hof geconcludeerd dat de aangevallen doelen niet alleen militair zijn met collateral damage, maar ook burgerdoelen zijn.

Het hof wijst in de uitspraak de vordering van de stichting toe. De uitvoer en doorvoer van F-35 onderdelen naar Israel moeten hierbij per direct worden gestaakt; de Staat krijgt zeven dagen om hiervoor de nodige maatregelen te treffen. Het hof heeft de uitspraak (zoals gewoonlijk bij een kort geding) bij voorraad uitvoerbaar verklaard vanwege het spoedeisende belang dat door geen van de partijen betwist is. Het Gerechtshof Den Haag vernietigt daarmee op 12-02-2024 het vonnis van de voorzieningenrechter en doet opnieuw recht met deze uitspraak.