ECLI:NL:GHDHA:2021:2648 (Werkgever niet aansprakelijk voor burn-out klachten werknemer)

Gerechtshof Den Haag, 7 december 2021, Te weinig verband tussen gezondheidsklachten en arbeidsomstandigheden dus geen aansprakelijkheid werkgever voor burn-out klachten van werknemer
(ECLI:NL:GHDHA:2021:2648)

Essentie

Appellant stelde dat hij last had van burn-out klachten door een hoge werkdruk. Hiermee zou zijn werkgever de zorgplicht van artikel 7:685 BW geschonden hebben. Het hof oordeelt dat het causaal verband tussen de gezondheidsklachten en de arbeidsomstandigheden te onzeker is. De werkgever wordt dus niet aansprakelijk gehouden voor de schade die appellant geleden heeft en hoeft geen schadevergoeding te betalen.

Rechtsregel

Om te bepalen of een werkgever zich niet heeft gehouden aan de zorgplicht van artikel 7:658 BW, worden de volgende criteria gehanteerd:
– De werknemer moet stellen en bij betwisting bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden (causaal verband);
– Als dit zo is, moet de werkgever stellen en bewijzen dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht;
– Wanneer de werkgever er niet in slaagt dit te bewijzen, is het causaal verband in beginsel gegeven.

Inhoud arrest

Feiten

Appellant is sinds november 2000 in dienst bij SBM. SBM houdt zich bezig met de productie van installaties voor de productie en opslag van olie- en gasproducten. Appellant deed de technische ondersteuning van de afdeling marketing en sales voor de gasactiviteiten van SBM. Omdat het team voor de gasactiviteiten werd aangestuurd vanuit Monaco, vloog appellant daar tussen 2001 en 2008 bijna wekelijks naartoe. Hiernaast vloog hij ook richting andere landen voor zijn werk.  In een functioneringsgesprek uit 2006 is benoemd dat de werkdruk (te) hoog zou liggen door dit vele reizen.

Van 2007 tot en met 2014 is appellant verschillende keren uitgevallen wegens lichamelijke en/of psychische klachten. Sinds 2015 is appellant volledig arbeidsongeschikt, waarbij het volgens de gezondheidsdeskundige zou gaan om een chronische aandoening. Hier is geen behandeling voor, en de beperkingen zijn duurzaam. In 2017 heeft SBM de arbeidsovereenkomst opgezegd, waarbij appellant een transitievergoeding heeft gekregen.

De vordering

Appellant wijt zijn burn-out klachten aan de hoge werkdruk, en houdt hiervoor zijn werkgever aansprakelijk. Appellant is van mening dat SBM niet heeft gehandeld zoals van haar mag worden verwacht. Zijn grondslag hiervoor ligt bij artikel 7:658 BW (bijzondere verplichtingen werkgever), artikel 7:611 BW (goed werkgeverschap), artikel 6:74 BW (tekortkoming in de nakoming) en artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).
Appellant vordert schadevergoeding voor de schade die hij hierom heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het schadeveroorzakend handelen van SBM.

Criteria

Artikel 7:658 ziet op de zorgplicht die een werkgever heeft. Wanneer een werknemer stelt dat een werkgever niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan, worden  de volgende criteria gehanteerd:
– De werknemer moet stellen en bij betwisting bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Er moet sprake zijn van een causaal verband tussen de werkzaamheden en de schade;
– Als dit zo is, moet de werkgever vervolgens stellen en zo nodig bewijzen dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht;
– Wanneer de werkgever er niet in slaagt te bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en de schade in beginsel gegeven.

Beoordeling

Volgens het hof is aannemelijk geworden dat appellant tijdens zijn dienstverband veel lichamelijke en psychische klachten heeft gehad. Er is echter niet genoeg bewezen dat appellant een of meer burn-outs heeft gehad. Het hof is daarom ook niet van mening dat de burn-outs en de lichamelijke klachten hebben geleid tot zijn volledige arbeidsongeschiktheid. De oorzaak van de arbeidsongeschiktheid mist in het rapport van de gezondheidsdeskundige. Er wordt enkel geconcludeerd dat appellant lijdt aan een chronische aandoening. Dit duidt volgens het hof niet op burn-outs en lichamelijke klachten ontstaan in de uitoefening van de werkzaamheden.
Daarnaast heeft appellant niet genoeg onderbouwd dat er sprake is van een causaal verband in de periode na 2006. Vanaf dit jaar heeft appellant namelijk nog maar weinig voor zijn werk gereisd en vanaf 2008 was er nauwelijks meer sprake van overuren.
De conclusie die hieruit volgt is dat de werknemer het causaal verband tussen de werkzaamheden en de schade die hij heeft geleden in de uitvoering hiervan onvoldoende heeft bewezen.

Het hof is verder van oordeel dat zelfs indien wel sprake is van een causaal verband, SBM haar zorgplicht niet heeft geschonden. Waar appellant kenbaar maakte dat de werkdruk hem te veel werd, heeft SBM de juiste maatregelen getroffen en hem volop ruimte en gelegenheid heeft geboden voor herstel.