Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 maart 2025, Dexia Effectenleasezaak
(ECLI:NL:GHARL:2025:1420)
Essentie van de uitspraak
Deze zaak draait om de aansprakelijkheid van Dexia Nederland B.V. in verband met een effectenleaseovereenkomst. De overeenkomst kwam namelijk via tussenpersoon Spaar Select tot stand. De kernvraag was of de afnemer onterecht werd geadviseerd zonder vergunning en of Dexia hiervan wist of had moeten weten. Het gerechtshof bevestigde het vonnis van de kantonrechter en oordeelde dat Dexia onrechtmatig handelde. Daarom komt de volledige schade voor haar rekening.
Rechtsregel
Het gerechtshof stelt vast dat Dexia wist of had moeten weten dat de tussenpersoon vergunningplichtig advies gaf. Hierdoor handelde Dexia in strijd met artikel 41 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999. Om die reden blijft de vergoedingsplicht in stand, inclusief de restschuld van de afnemer en de betaalde rente, aflossing en kosten. Het beroep van Dexia op eigen schuld wordt echter verworpen.
Inhoud uitspraak
Feiten en achtergrond
De effectenleaseovereenkomst werd door tussenkomst van Spaar Select gesloten. De afnemer stelde dat hij specifiek werd geadviseerd, terwijl de tussenpersoon niet over de hiervoor vereiste vergunning beschikte. Dexia betwistte echter dat sprake was van vergunningplichtig advies en stelde dat zij hiervan niet op de hoogte was.
Oordeel van het hof
Het hof heeft vastgesteld dat:
- De tussenpersoon structureel optrad als effectenbemiddelaar zonder vergunning;
- Dexia bekend was met de werkwijze van tussenpersonen en dit had moeten controleren;
- Dexia bovendien had moeten nagaan of de afnemer vergunningplichtig advies kreeg;
- Dexia de overeenkomst had moeten weigeren op basis van artikel 41 Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999;
- Het beroep op eigen schuld niet slaagt vanwege Dexia’s nalatigheid in controles.
Om die reden wees het hof de vordering van Dexia af en legde de volledige vergoedingsplicht bij Dexia.
Juridische relevantie voor de rechtspraktijk
Deze uitspraak benadrukt het belang van verantwoordelijkheid bij financiële instellingen, met name bij het inschakelen van tussenpersonen. Zij moeten namelijk controleren of deze voldoen aan de vergunningseisen. Voor consumenten betekent dit een betere bescherming tegen onrechtmatig handelen door financiële dienstverleners. Daarnaast onderstreept de uitspraak de strikte toepassing van artikel 41 Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 en de gevolgen van schending hiervan.
Voor de rechtspraktijk heeft dit arrest meerdere gevolgen. Ten eerste beïnvloedt het toekomstige effectenleasezaken en de aansprakelijkheid van financiële instellingen. Daarnaast biedt het arrest ook duidelijkheid over de bewijslast bij zaken over financieel advies en bemiddeling zonder vergunning.