Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 juni 2024, Ontslag op staande voet wegens het niet op tijd terugkeren na vakantie
(ECLI:NL:GHARL:2024:4102)
Essentie
In deze zaak oordeelt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat het ontslag van een werknemer gerechtvaardigd is. De werknemer handelde verwijtbaar door na zijn vakantie niet tijdig terug te keren naar zijn werk en hierover geen contact op te nemen met zijn werkgever. Dit leverde voor de werkgever aanzienlijke problemen op in de bedrijfsvoering. Daarnaast overweegt het hof dat eerdere waarschuwingen aan de werknemer bijdroegen aan de proportionaliteit van het ontslag.
Rechtsregel
Ontslag op staande voet kan gerechtvaardigd zijn wanneer de werknemer zich herhaaldelijk verwijtbaar gedraagt en dit significante problemen voor de werkgever oplevert. Eerdere waarschuwingen spelen een rol in de proportionaliteit van het ontslag.
Inhoud uitspraak
Feiten
Een werknemer is sinds mei 2008 in dienst bij Interboat. Interboat exploiteert in Zwartsluis een werf die motorboten bouwt en onderhoudt.
In oktober 2022 deelde Interboat aan alle werknemers mee dat de collectieve vakantiesluiting in 2023 zou plaatsvinden in week 32 en 33, met de mogelijkheid om een week te verlengen (in week 31 of 34). De werknemer vroeg vakantie aan voor de weken 30 tot en met 33. Dit verzoek werd afgewezen vanwege de drukte op de werf. Er volgde een gesprek tussen de bedrijfsleider en de werknemer, waarna de afwijzing per brief werd bevestigd. In deze brief benadrukte Interboat dat het nemen van vier weken vakantie ernstige gevolgen zou hebben.
De werknemer ging op vakantie naar Polen, maar kreeg een auto-ongeluk op de heenreis. Hij vroeg een Poolse collega om dit aan Interboat door te geven. Toen de auto eenmaal gerepareerd was, besloot hij echter niet onmiddellijk terug te keren naar Nederland. In plaats daarvan bleef hij langer in Polen.
De werknemer nam zelf geen contact op met Interboat om de situatie uit te leggen of om mogelijke oplossingen te bedenken. Dit gebrek aan communicatie zorgde voor aanzienlijke problemen voor Interboat, vooral bij de planning van de bouw van boten. De afwezigheid van de werknemer had directe gevolgen voor de tijdige afwerking van een belangrijke showboot. Deze boot was bedoeld voor de Hiswa-tentoonstelling. Deze tentoonstelling was cruciaal voor het binnenhalen van orders voor het komende jaar.
Op 14 augustus meldde de werknemer zich niet op werk. Interboat stuurde hem een brief waarin hij een laatste kans kreeg om de volgende dag te verschijnen, met de dreiging van ontslag op staande voet. Pas op 18 augustus verscheen de werknemer op werk. Interboat besloot, gezien de omstandigheden en de impact op de bedrijfsvoering, om de werknemer die dag op staande voet te ontslaan. Hierbij speelde ook mee dat de werknemer eerder twee officiële waarschuwingen had ontvangen.
Oordeel rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet van de werknemer door Interboat niet geldig was. Dit oordeel iss gebaseerd op het argument dat Interboat geen toereikende dringende reden had voor het ontslag. Bovendien kende de kantonrechter de werknemer een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding toe. Dit terwijl de kantonrechter de door Interboat verzochte gefixeerde schadevergoeding afwees.
Oordeel hof
Het hof oordeelt dat de werknemer een andere keuze had moeten maken toen hij geconfronteerd werd met de autoproblemen. Hij had bijvoorbeeld kunnen onderzoeken of hij de auto op een later moment kon ophalen of dat hij op een andere manier terug naar Nederland had kunnen reizen. Bovendien had hij contact moeten opnemen met Interboat om de situatie uit te leggen en te overleggen over de te nemen stappen. Het nalaten hiervan en het gebrek aan communicatie wordt door het hof als verwijtbaar gedrag beschouwd.
Wat betreft de financiële gevolgen van het ontslag, oordeelt het hof dat de werknemer geen recht heeft op een vergoeding voor het niet in acht nemen van de opzegtermijn. Dit omdat een opzegtermijn niet geldt bij ontslag op staande voet. Evenmin is er grond voor een billijke vergoeding, omdat er geen sprake is van een ernstig verwijtbaar handelen door Interboat.
Het hof beslist dat de werknemer wel recht had op een transitievergoeding, omdat zijn handelen, hoewel verwijtbaar, niet als ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt. De werknemer verklaarde dat het auto-ongeluk en de daaropvolgende problemen hem stress bezorgden. Hoewel hij een andere keuze had moeten maken, oordeelt het hof dat zijn keuze om te wachten tot zijn auto gerepareerd was, niet als ernstig verwijtbaar kan worden beschouwd
Tot slot kent het hof Interboat een gefixeerde schadevergoeding toe van €4.700,- bruto, welk bedrag de werknemer niet betwist. Dit bedrag is gebaseerd op artikel 7:677 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek en was tijdig door Interboat verzocht.