ECLI:NL:GHARL:2023:10468 (Voorwaardelijk opzet en noodweerexces)

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 december 2023, Voorwaardelijk opzet en noodweerexces
(ECLI:NL:GHARL:2023:10468)

Essentie

Dit arrest is een mooi voorbeeld waarin tot een bewezenverklaring wordt gekomen van twee leerstukken, namelijk de leerstukken voorwaardelijk opzet en noodweer dan wel noodweerexces. Het arrest laat zien welke overwegingen ten grondslag lagen aan het aannemen van voorwaardelijk opzet en noodweerexces.

Rechtsregel

Het hof stelt allereerst dat het een feit van algemene bekendheid is dat het vele malen in het bovenlichaam steken van een persoon met een scherp voorwerp de aanmerkelijke kans in het leven roept dat die persoon komt te overlijden. Daarnaast is het meermalen steken in het bovenlichaam van een persoon naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op het bewerkstelligen van de dood dat daaruit volgt dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood ook heeft aanvaard, aldus het hof. Er zijn geen contra-indicaties geconstateerd.

Het hof oordeelt dat verdachte zich bevond in een noodweersituatie. Aangever had namelijk weg kunnen lopen, maar liep daarentegen juist af op de verdachte, die een mes in haar handen had. Tegen deze aanranding mocht verdachte zich verdedigen en dat was ook noodzakelijk, aldus het hof. Verdachte bevond zich immers met haar zoon in een krappe ruimte onder de carport waar meerdere goederen stonden, waardoor er voor verdachte geen redelijke en reële mogelijkheid bestond om zich aan de aanranding te onttrekken. Daarmee is volgens het hof voldaan aan het subsidiariteitsvereiste. Het meermalen steken met een mes in het bovenlichaam van aangever, staat volgens het hof echter in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Daardoor is er niet voldaan aan het proportionaliteitsvereiste en slaagt een beroep op noodweer niet. Het hof stelt vast dat bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging als gevolg van de aanranding. Het meermalen steken door verdachte is het onmiddellijke gevolg van die hevige gemoedsbeweging, waarbij die gemoedsbeweging doorslaggevend is geweest voor de gedragingen van verdachte. Daarbij neemt het hof de lange voorgeschiedenis tussen verdachte en aangever in aanmerking, evenals dat aangever veel groter en sterker is dan verdachte. Het hof oordeelt zodoende dat verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.

Inhoud

Verdachte wordt primair verdacht van een poging doodslag. Er loopt een langdurig burenconflict tussen verdachte en haar echtgenoot enerzijds en hun buurman (aangever) anderzijds. Verdachte en haar echtgenoot hebben vanaf 2018 tot juli 2022 maar liefst 34 meldingen gedaan bij de politie wegens het hebben van overlast door aangever.

Op 6 juli 2022 escaleerde dit burenconflict. De gebeurtenissen kunnen gereconstrueerd worden op basis van camerabeelden. Er ontstond een woordenwisseling tussen aangever en de zoon van verdachte. Terwijl aangever wegloopt van de oprit komt verdachte uit de garage lopen met een mes in haar hand en roept daarbij naar aangever “sodemieter op”. Aangever draait zich vervolgens om en beweegt zich naar verdachte toe. Verdachte heeft het mes bij aangever vandaan gericht. De zoon stapt tussen aangever en verdachte en  beiden raken in een handgemeen waarbij de aangever bovenop de zoon belandt. Op dat moment heeft aangever een mes in de rechterflank van zijn lichaam zitten, waarna dit mes door iemand eruit wordt getrokken.

Op de beelden is de persoon die aangever met het mes heeft gestoken niet te zien. Het eruit trekken van het mes kan niet door de zoon gebeurd zijn, omdat diens armen zich onder het lichaam van aangever bevinden. Daardoor oordeelt het hof dat het verdachte moet zijn geweest die aangever heeft gestoken.

Voorwaardelijke opzet:
De vraag is vervolgens of verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. Het hof stelt allereerst dat het een feit van algemene bekendheid is dat het vele malen in het bovenlichaam steken van een persoon met een scherp voorwerp de aanmerkelijke kans in het leven roept dat die persoon komt te overlijden. De vitale organen van aangever hebben in dit geval ook schade. Daarnaast is het meermalen steken in het bovenlichaam van een persoon naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op het bewerkstelligen van de dood dat daaruit volgt dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood ook heeft aanvaard, aldus het hof. Er zijn geen contra-indicaties geconstateerd. Daarbij komt dat een andere buurman verdachte direct na het incident heeft horen zeggen dat zij aangever had gestoken. Het hof oordeelt zodoende dat sprake is van voorwaardelijke opzet en dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden.

Noodweerexces:
De verdediging beroept zich vervolgens op noodweer(exces). Het hof oordeelt dat verdachte zich bevond in een noodweersituatie. Aangever had namelijk weg kunnen lopen, maar liep daarentegen juist af op de verdachte, die een mes in haar handen had. De vervolghandelingen van aangever jegens verdachte en haar zoon zijn een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte en haar zoon. Tegen deze aanranding mocht verdachte zich verdedigen en dat was ook noodzakelijk, aldus het hof. Verdachte bevond zich immers met haar zoon in een krappe ruimte onder de carport waar meerdere goederen stonden, waardoor er voor verdachte geen redelijke en reële mogelijkheid bestond om zich aan de aanranding te onttrekken. Daarmee is volgens het hof voldaan aan het subsidiariteitsvereiste.

Het meermalen steken met een mes in het bovenlichaam van aangever, staat echter volgens het hof in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Daardoor is niet voldaan aan het proportionaliteitsvereiste en slaagt een beroep op noodweer niet. Het hof stelt vast dat bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging als gevolg van de aanranding. Het meermalen steken door verdachte is het onmiddellijke gevolg van die hevige gemoedsbeweging, waarbij die gemoedsbeweging doorslaggevend is geweest voor de gedragingen van verdachte. Daarbij neemt het hof de lange voorgeschiedenis tussen verdachte en aangever in aanmerking, evenals dat aangever veel groter en sterker is dan verdachte. Het hof oordeelt zodoende dat verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.