Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 augustus 2020, gebruik van geweldshandelingen door politieambtenaren
Essentie
Dit arrest gaat over het gebruik van geweldshandelingen door politieambtenaren en de gevolgen daarvan.
Rechtsregel
De verdachte doet een beroep op niet-ontvankelijkheid van het OM dan wel op strafvermindering op grond van het gebruiken van geweld door de politie bij de aanhouding van de verdachte. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de geweldshandelingen van de politieambtenaren, waaronder begrepen de proportionaliteit van het gebruikte geweld, is het voor het hof van belang of de opsporingsambtenaren de situatie redelijkerwijs zo hebben kunnen beoordelen en of redelijkerwijs zoveel geweld nodig was als de politieambtenaren hebben gebruikt. Het gaat bij de beoordeling om het totaal aan toegepaste geweld in de omstandigheden van het geval, dus niet alleen om de individuele geweldshandelingen van een politieambtenaar. Het geweld dat in dit arrest is toegepast op de verdachte is onevenredig en de verdachte krijgt strafvermindering.
Inhoud arrest
Feiten
De verdachte wordt door verbalisanten op heterdaad aangehouden voor poging tot diefstal bij de Jumbo. Een verbalisant pakt de verdachte vast, maar de verdachte rukt zich los en rent vervolgens weg. De verdachte rent in de richting van een verbalisant met een op een steekwapen lijkend voorwerp. Verbalisant voelt zich hierdoor bedreigd en de achtervolging richting verdachte wordt ingezet. De verdachte ontwijkt meerdere pogingen van verschillende verbalisanten om hem te laten stoppen. Uiteindelijk wordt de verdachte gestopt door een politiebus. De verbalisant die deze bus bestuurt, rijdt zijn bus richting het trottoir om de rennende verdachte af te snijden. Hierdoor volgt een aanrijding tussen de verdachte en de politiebus. De verdachte komt ten val en ligt met zijn buik op het trottoir. Vervolgens geven twee verbalisanten de verdachte nog een aantal vuistslagen en harde schoppen. Daarna wordt verdachte geboeid en opgepakt.
Beoordeling
Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de handelingen van de verbalisanten, waaronder de begrepen proportionaliteit van het door de betreffende verbalisanten uitgeoefende geweld, is het voor het hof de vraag of de verbalisanten de situatie redelijkerwijs zo hebben kunnen beoordelen als zij hebben gedaan en of redelijkerwijs zoveel geweld nodig was als zij hebben gebruikt. De beoordeling ziet niet alleen op de individuele geweldshandelingen, maar ook op het totaal aan toegepaste handelingen in de omstandigheden van het geval.
Het hof oordeelt dat het geweld dat door de verbalisanten is gebruikt nadat verdachte door val op de grond terecht was gekomen niet noodzakelijk was. Verdachte was namelijk direct na de aanrijding op de grond gevallen. Hierbij had hij enig letsel op kunnen lopen en lag hij al stil op de grond. Het geweld dat hierna is gebruikt was dus niet noodzakelijk om verdachte tot stilstand te brengen en op te pakken. De verbalisanten hadden ook kunnen volstaan met het tegen de grond gedrukt houden van de verdachte.
Volgens art. 17 van de Ambtsinstructie moeten verbalisanten door hen toegepast geweld melden. Het geweld is dus ten onrechte ook niet gemeld.
Op grond van de feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat jegens de verdachte bij diens aanhouding op onevenredige wijze geweld is toegepast en dat dit geweld ten onrechte niet is gemeld. Daarmee is sprake van onherstelbare vormverzuimen in de zin van art. 359a Sv. Door deze verzuimen is echter niet tekort gedaan aan het recht op eerlijk proces van de verdachte. De verdachte heeft namelijk door deze verzuimen geen nadeel ondervonden bij de behandeling en het verloop van zijn strafproces. Wel is sprake van een ander door verdachte ondervonden nadeel dat voor compensatie in aanmerking komt. Van het niet ontvankelijk verklaren van het OM is geen sprake, omdat de verdachte niet wordt geschaad in zijn strafproces. Wel krijgt de verdachte strafvermindering om het andere nadeel te compenseren.