Maakt trajectcontrole inbreuk op privacy en persoonlijke levenssfeer? Hof 30 mei 2018
(ECLI:NL:GHARL:2018:4961)
Door Jay Irfan
Essentie
Deze zaak gaat over een automobilist die aan de hand van een trajectcontrole een bekeuring heeft gekregen voor te hard rijden. Hij stelt in hoger beroep dat de foto’s van de trajectcontrole niet als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt omdat deze in strijd zouden zijn met artikel 8 EVRM (recht op privacy) en artikel 10 van de Grondwet (eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer).
Rechtsregel
Het hof moet beoordelen of de verwerking van de gegevens die voortvloeien uit de foto’s van de trajectcontrole een inbreuk maken op het recht op privacy en het recht op een persoonlijke levenssfeer. De advocaat-generaal heeft in zijn verweerschrift uitgelegd hoe een trajectcontrole werkt, wat de wettelijke basis is en hoe moet worden omgegaan met de verkregen persoonsgegevens (zie hiervoor het kopje ‘inhoud arrest’). Kortgezegd stelt de advocaat-generaal dat er geen sprake is van een inbreuk op de hiervoor genoemde grondrechten.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de uitleg van de advocaat-generaal noch aan de juistheid van de verkregen gegevens. Het hof stelt dat een trajectcontrole de kentekenhouder beboet, niet de bestuurder. Het hof geeft voorts aan geen aanwijzingen te hebben dat de bij de trajectcontrole vastgelegde gegevens direct herleidbaar zijn tot de bestuurder. Dat de gegevens mogelijk voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, maakt in dezen niets uit.
Inhoud arrest
Betrokkene heeft een boete gekregen van 139 euro voor het overschrijden van de maximumsnelheid op de A12 met 18 kilometer per uur. Bij het hof betoogt betrokkene dat de bij de trajectcontrole gemaakte foto’s niet als bewijs kunnen dienen, omdat deze in strijd zijn met het recht op privacy en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Betrokkene baseert zijn stelling op een aantal argumenten, te beginnen met het feit dat de bestuurder van het motorvoertuig bij een trajectcontrole, zonder een concrete verdenking van een strafbaar feit, in het openbaar wordt gevolgd door de overheid. Hierbij worden systematisch en permanent gegevens verzameld, opgeslagen en verwerkt die al dan niet rechtstreeks te herleiden zijn naar de bestuurder van het voertuig. Betrokkene vindt het verder niet duidelijk hoe lang de gegevens worden bewaard en op grond waarvan. Omdat de overheid over meerdere camera’s beschikt, zou zo een compleet beeld kunnen ontstaan van het doen en laten van een individu.
Betrokkene betoogt verder dat voor een inbreuk op de grondrechten in kwestie een wettelijke basis in nationale wetgeving vereist is, die tevens is vastgelegd in een wet in formele zin, maar dat deze wettelijke basis ontbreekt. Betrokkene haalt een aantal uitspraken aan van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie waaruit dit zou blijken.
Tot slot voert betrokkene aan dat de kantonrechter onterecht en op onjuiste gronden art. 8 EVRM en art. 10 Gw niet van toepassing heeft geacht op rechtspersonen, wat de betrokkene dus is. “De privacywetgeving is immers van toepassing op alle data die, al dan niet rechtstreeks, tot identificatie kan leiden van personen”, aldus betrokkene.
De advocaat-generaal stelt dat trajectcontroles een dermate geringe inbreuk op de privacy vormen, dat een specifiekere wettelijke grondslag dan de kaders waarin deze controle plaatsvindt niet is vereist. De advocaat-generaal haalt arresten aan waaruit dit zou blijken. Voorts geeft de advocaat-generaal te kennen dat het meetresultaat rechtmatig is verkregen, de bestrafte gedraging werkelijk is verricht en dat er verder geen omstandigheden zijn die het matigen van de opgelegde sanctie rechtvaardigen. Tot slot geeft de advocaat-generaal in r.o. 4 de exacte wijze aan waarop een trajectcontrole wordt uitgevoerd en hoe de persoonsgegevens worden verwerkt.
Het hof vindt niet dat het recht op privacy en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is aangetast. Het is duidelijk dat de verkregen gegevens bij de trajectcontrole niet herleidbaar zijn naar een persoon. Immers, bij een trajectcontrole wordt alleen de achterkant van het voertuig vastgelegd en niet wie het voertuig bestuurt. Dit is voor het opleggen van een sanctie tevens niet van belang. Het hof is van oordeel dat de foto’s in dit geval mogen worden gebruikt bij de beoordeling of kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. In r.o. 7 en 8 motiveert het hof haar beslissing.
Tot slot is er onenigheid over de administratiekosten (r.o. 15 en 16). Betrokkene is van mening dat de opgelegde administratiekosten in strijd zijn met de Nederlandse sanctiebeginselen. De administratiekosten zouden gekwalificeerd moeten worden als straf en daardoor in strijd zijn met het ne bis in idem-beginsel. Het hof heeft geoordeeld dat de administratiekosten niet kunnen worden gezien als het opleggen van een tweede straf voor hetzelfde feit. De administratiekosten zijn dus gewoon toegestaan.
Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten af.