ECLI:NL:CRVB:2015:4328 (Arbeidsovereenkomst tussen vader en zoon)

Arbeidsovereenkomst tussen vader en zoon, CRvB 11 november 2015
(ECLI:NL:CRVB:2015:4328)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Recht op WW-uitkering. Vraag of iemand als werknemer is aan te merken. Arbeidsovereenkomst tussen vader en zoon.

Rechtsregel

Vaste rechtspraak dat er geen arbeidsovereenkomst kan bestaan tussen een ouder en een kind, omdat de gezagsverhouding dan meestal ontbreekt. Dit standpunt wordt nu verlaten. Een gezagsverhouding is mogelijk, maar dan moet dit wel met concrete feiten en omstandigheden worden aangetoond. In dit geval was hier geen sprake van.

Inhoud uitspraak

Een man vraagt op 19 november 2012 een uitkering aan bij het UWV op grond van de Werkloosheidswet. Om aan te tonen dat hij gewerkt heeft, legt hij een brief van 30 november 2011 van bedrijf X over. Hierin staat dat hij per 1 januari 2012 is aangenomen als bedrijfsleider/bloemist. In de brief staan ook zijn taken omschreven en staat dat hij een salaris krijgt van 2.000,- per maand.

Het UWV wijst de aanvraag af bij besluit van 11 december 2012. Dit omdat de man niet als werknemer is aan te merken, omdat er geen gezagsverhouding is met de werkgever.

De man gaat in bezwaar. Bij beslissing op bezwaar van 31 mei 2013 verklaart het UWV dit bezwaar ongegrond. Dit omdat uit de bankafschriften van de man niet blijkt dat de 2.000,- per maand die hij heeft gekregen, als loon is bedoeld. Verder is het UWV erachter gekomen dat de algemeen directeur van bedrijf X de vader is van de man. Hierdoor zijn er twijfels of er wel echt sprake is van een arbeidsovereenkomst met een gezagsverhouding. Er is niet gebleken van toezicht en controle of het werk wel werd gedaan en ook niet van evaluatiegesprekken met de man over het werk. Ook is niet gebleken dat andere werknemers van het bedrijf hetzelfde verdienden en dezelfde soort overeenkomsten hadden.

De man gaat in beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat er meestal geen arbeidsovereenkomst is als een zoon voor zijn vader werkt, omdat er dan geen gezagsverhouding is. Hier kunnen uitzonderingen op zijn, maar dan moeten die wel worden aangetoond. Dat is hier niet het geval. Er is bijvoorbeeld in de brief opgenomen dat de man leiding gaat geven aan ‘onze’ winkel, er is niet opgenomen hoeveel uur de man gaat werken en hij heeft nooit loonstroken gehad. Ook zijn er geen werkgevers- of werknemerspremies aan het UWV betaald en is niet gebleken dat de vader ooit instructies aan zijn zoon heeft gegeven over het werk.

De man gaat in hoger beroep en stelt dat er wel sprake is van een arbeidsovereenkomst. Hij heeft het werk persoonlijk gedaan en kreeg daarvoor een loon van 2.000,- per maand. Dit is een regulier loon voor het werk wat hij deed. Er was nog geen noodzaak geweest voor een evaluatiegesprek. Er zijn ook geen aanwijzingen gegeven, maar dat hoeft ook niet voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst: het gaat erom dat er de mogelijkheid bestaat om dat te doen. Het UWV vraagt om bekrachtiging van de uitspraak van de rechtbank. Zij stelt dat er geen gezagsverhouding is.

De CRvB overweegt het volgende. Het gaat erom of de man een werknemer is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de WW. Hiervoor moet er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Hiervan is sprake als er een verplichting is tot het persoonlijk doen van het werk, een gezagsverhouding en loon. Hierbij moeten alle feiten en omstandigheden in onderling verband worden betrokken. Het gaat niet alleen om wat afgesproken is, maar ook wat uit de praktijk blijkt.

Vroeger ging de CRvB er automatisch van uit dat een arbeidsovereenkomst tussen een ouder en een kind niet kan, omdat er dan geen gezagsverhouding is. Dit is veranderd: het is mogelijk dat hiervan wel sprake is, maar dan moet er per geval wel aangetoond worden dat er sprake is van gezag. Er moet worden aangetoond of het kind aan gezag is onderworpen, of de ouder bevoegd is opdrachten en instructies aan het kind te geven en of deze de resultaten van het werk van het kind kan controleren.

In dit geval, bij deze vader en zoon, geldt volgens de CRvB het volgende. In de brief van 30 november 2011 zijn een aantal dingen niet geregeld, zoals het aantal uur dat de zoon gaat werken, wanneer he salaris wordt betaald, hoeveel vakantie hij heeft, wat de opzegtermijn is, of hij loon krijgt als hij ziek is, etc. Daarnaast heeft de zoon geen loonstroken, staat op de bankafschriften bij de bijschrijvingen niet dat het om loon gaat en zijn er geen premies voor sociale verzekeringen afgedragen. Ook is gebleken dat niet hij, maar zijn vader de bloemen inkocht voor het bedrijf. Ten aanzien van het gezag staat in de brief van 30 november 2011 niets. De man heeft ook geen andere bewijzen ingediend waaruit blijkt dat zijn vader gezag over hem heeft qua werk.

In dit geval is dus geen sprake van een gezagsverhouding en dus ook niet van een arbeidsovereenkomst. Hierdoor is de man niet aan te merken als werknemer en komt hij niet in aanmerking voor een WW-uitkering. De CRvB bevestigt de uitspraak van de rechtbank.