ECLI:NL:CBB:2024:462 (Handhaving grote klis en konikpaarden)

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 9 juli 2024, Minister treedt handhavend op tegen schadelijke grote klis in Oostvaardersveld (ECLI:NL:CBB:2024:462)

Essentie

De minister heeft onvoldoende actie ondernomen tegen de schadelijke grote klis in het Oostvaardersveld. Dit brengt de gezondheid van de konikpaarden in gevaar. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven draagt de minister op om binnen twaalf weken maatregelen te nemen en vernietigt het eerdere besluit van de minister.

Rechtsregel

De aanwezigheid van grote klis op weidegrond voor konikpaarden kan een overtreding zijn van de regels over het welzijn van dieren, als dit leidt tot ernstige gezondheidsproblemen. De minister moet handhavend optreden indien deze situatie schadelijk is voor de dieren.

Feiten

In deze zaak staat de vraag centraal of de minister handhavend moet optreden wegens de aanwezigheid van de grote klis in het Oostvaardersveld. Hier weidt Staatsbosbeheer konikpaarden. Het College heeft in een eerdere tussenuitspraak de minister opgedragen om grondig onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de grote klis voor de gezondheid en het welzijn van de konikpaarden in het Oostvaardersveld. Dit onderzoek moest leiden tot een heroverweging van het verzoek van de stichting om handhaving.

In het wijzigingsbesluit verklaart de minister het bezwaar van de stichting opnieuw ongegrond en het handhaaft het eerdere besluit van 10 juni 2020. Dit besluit wees het verzoek van de stichting om handhavend op te treden tegen Staatsbosbeheer af. Volgens artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het bestreden besluit mede betrekking op het wijzigingsbesluit. Omdat de stichting geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, is dat beroep niet-ontvankelijk.

Volgens de stichting leidt de aanwezigheid van de grote klis tot oogletsel bij de konikpaarden. Dit standpunt is gebaseerd op eigen waarnemingen en documenten verkregen via de Wet openbaarheid van bestuur. De stichting vindt dat de minister daarom moet handhaven.
De minister betoogt echter dat de aanwezigheid van de grote klis niet zodanig schadelijk is voor het welzijn van de konikpaarden dat er sprake zou zijn van een overtreding. Hij stelt dat Staatsbosbeheer regelmatig toezicht houdt en ingrijpt bij ontstoken ogen van de konikpaarden. Staatsbosbeheer is het eens met het wijzigingsbesluit en heeft geen bezwaar tegen de situatie.

Oordeel college

Het College stelt vast  dat tussen partijen niet langer in geschil is dat de aanwezigheid van de grote klis in het Oostvaardersveld mogelijk leidt tot welzijnsproblemen voor de konikpaarden. Tijdens de zitting  erkend men dat er een verband kan bestaan tussen de grote klis en aandoeningen, zoals traanogen, oogontstekingen en oogletsel bij de konikpaarden. Hoewel niet alle gevallen van deze aandoeningen aan de grote klis kunnen worden toegeschreven, kan niet worden uitgesloten dat de klis een rol speelt.

Het College oordeelt dat de konikpaarden in het Oostvaardersveld gehouden dieren zijn volgens de Wet dieren. Gezien de standpunten van de minister erkent het College dat de aanwezigheid van de grote klis een benadeling vormt van de gezondheid en het welzijn van de konikpaarden. Dit vormt een overtreding van artikel 1.3, aanhef en onder e, van het Besluit houders van dieren en daarmee van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren. Artikel 1.3, aanhef en onder e, verbiedt het weiden van dieren op slecht beweidbaar land, wat in dit geval het Oostvaardersveld is, omdat dit kan leiden tot ernstige en pijnlijke ziekten en gebreken bij de dieren.

Omdat het Oostvaardersveld niet geschikt blijkt te zijn voor het weiden van de konikpaarden door de aanwezigheid van de grote klis, levert dit een overtreding op van artikel 1.3, aanhef en onder e, van het Besluit houders van dieren. Dit betreft een verboden gedraging in de zin van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren.

Daarom concludeert het College dat de minister handhavend moet optreden. Het wijzigingsbesluit van de minister wordt vernietigd omdat het ten onrechte het bezwaar van de stichting heeft afgewezen. Het College geeft de minister de opdracht om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen dat rekening houdt met de aanwijzingen in deze uitspraak. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van de door de stichting gemaakte proceskosten van € 135,20 voor reis- en zittingskosten en het betaalde griffierecht van € 354,-.