ECLI:HR:2006:AX9177 (Boze buurman)

Hoge Raad, 21 november 2006, Boze buurman
(ECLI:NL:HR:2006:AX9177)

Door Esmee Kuipers

Essentie

Dit arrest betreft een beroep op noodweer en mogelijkheid zich aan aanranding te onttrekken. Verdachte heeft slachtoffer mishandeld en doet hier een beroep op. Voor verdachte dreigde een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Volgens een getuigen kwam hij klem te zitten tussen slachtoffer en een paal. Het hof acht dit niet aannemelijk en oordeelt dat verdachte zich aan de situatie kon onttrekken door weg te lopen, maar de Hoge Raad gaat hier niet in mee.

Rechtsregel

Het Hof verwerpt het beroep op noodweer, omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte niet is weggelopen aan de door hem als bedreigend ervaren situatie kon onttrekken. Mede door het door verdachte is aangevoerd en steun vindt in de door verklaringen van getuigen, dat het slachtoffer zich agressief tegen verdachte gedroeg terwijl deze hem juist probeerde te kalmeren, is het in de motivering van het oordeel van het Hof dat van de verdachte onder de gegeven omstandigheden mocht worden gevergd dat hij wegliep en dat omdat dat hij dat niet heeft gedaan, ondanks daartoe de gelegenheid bestond, aan het slagen van het beroep op noodweer in de weg staat, niet zonder meer begrijpelijk.

Inhoud

Door verdachte wordt ter zitting aangevoerd: “Ik heb geprobeerd slachtoffer te kalmeren. Dit mocht niet baten. Ook hebben getuigen geprobeerd het slachtoffer tot kalmte te manen. Ik stond ’s nachts met de getuigen buiten op straat te praten. Buurman kwam naar buiten en wij moesten weg. De buurman liep op ons af. Eerst praatte de buurman rustig tegen ons. Betrokkene 2] en ik liepen weg. Ik heb bij het weglopen “hals” gezegd waarna de buurman riep: “Oprotten sukkels”. Vanaf het moment dat ik “hals” had gezegd kwam de buurman hardlopend op mij af. Ik voelde mij pas bedreigd op het moment dat betrokkene 1 rechts en betrokkene 2 links van mij stonden, de buurman voor mij stond en achter mij zich drie paaltjes bevonden en twee geparkeerde auto’s. Ik heb “sorry” gezegd en “rustig aan”. Het was ook nodig om het slachtoffer een vuistslag te geven. Een man van 105 kilo die dikker en groter is dan jezelf. Je probeert die persoon te kalmeren, je staat klem, op dat moment voelde ik me enorm bedreigd. Waarom ik niet ben weggerend nadat ik “hals” had gezegd tegen het slachtoffer en het slachtoffer op mij afkwam? Het slachtoffer was met mij aan het communiceren. Je gaat dan terug praten. Ik bleef stil staan.”

Het hof verwerpt het beroep op noodweer, gezien zij niet aannemelijk acht dat de reactie van verdachte geboden werd ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of een dreigend gevaar daarvoor. Het hof merkt op dat uit de feitelijke omstandigheden, die verdachte bij zijn beroep op noodweer tot uitgangspunt heeft genomen, niet aannemelijk zijn geworden. Het is niet aannemelijk geworden, dat verdachte klem is komen te zitten tussen een lantaarn- of verkeerspaal en het lichaam van het slachtoffer, nu getuigenverklaringen elkaar op dit punt tegenspreken en op de foto’s in het dossier op de plaats van het misdrijf geen lantaarn- of verkeerspaal zichtbaar is. Tevens wordt het beroep op noodweer-exces en putatief noodweer verworpen.

De Hoge Raad oordeelt echter dat het beroep op noodweer weldegelijk slaagt. Desondanks dat verdachte in de gelegenheid was om weg te komen, was er sprake van een dreigende situatie. Verdachte heeft de eerste klap uitgedeeld, maar hoefde niet af te wachten totdat hij de eerste was die zou worden aangevallen. Art. 41 lid 1 Sr noemt dat er sprake dient te zijn van verdediging van zijn lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De Hoge Raad achtte deze verdediging in dit geval noodzakelijk.