ECLI:EU:C:2015:718 (Arrest Hedqvist – Belastbaarheid bitcoin handel in de btw)

Hof van Justitie EU, 22 oktober 2015, Arrest Hedqvist – Belastbaarheid bitcoin handel in de btw
(ECLI:EU:C:2015:718)
 

Essentie

Dit arrest maakt duidelijk of de handelingen van een bitcoin platform belast zijn met omzetbelasting binnen de Europese Unie. Hedqvist wil via een vennootschap diensten aanbieden die bestaan uit het inwisselen van traditionele valuta’s tegen de virtuele valuta ‘’bitcoin’’ en omgekeerd. Relevant is vooral of de btw-vrijstelling voor de handel in traditionele valuta’s – zoals de euro – ook geldt voor virtuele valuta’s.  

De bitcoin wordt vooral gebruikt voor betalingen tussen particulieren op het internet en in bepaalde webwinkels die deze valuta accepteren. Deze virtuele valuta heeft niet één enkele uitgever, maar wordt rechtstreeks binnen een netwerk aangemaakt door middel van een speciaal algoritme. Binnen het systeem van de bitcoin is het de gebruikers, die een bitcoin adres bezitten, toegestaan binnen het netwerk anoniem bitcoins in bezit te hebben en over te dragen. Een bitcoin adres is vergelijkbaar met een bankrekeningnummer. De munt is niet gereguleerd en is geen wettig betaalmiddel.

Rechtsregel 

Het inwisselen van traditionele valuta’s tegen bitcoins en omgekeerd, tegen betaling inclusief een winstmarge voor de bitcoin handelaar, zijn diensten onder bezwarende titel. Dit betekent dat deze diensten in beginsel belast moeten zijn met btw.  

Dergelijke diensten vallen echter ook onder de btw-vrijstelling van artikel 135, eerste lid, onder sub e, van de Btw-richtlijn; dit is de vrijstelling voor handelingen betreffende ‘’deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn”.  Uit de verschillende taalversies is namelijk niet een eenduidig antwoord te geven of deze vrijstelling ook voor virtuele valuta’s dienen te gelden. In het licht van de doelstellingen en de context van deze btw-vrijstelling, dient deze vrijstelling ook van toepassing te zijn bij financiële handelingen betreffende de bitcoin.

Inhoud arrest 

Hedqvist wil in Zweden via een vennootschap diensten aanbieden die bestaan uit het inwisselen van traditionele valuta’s tegen de virtuele valuta ‘’bitcoin’’ en omgekeerd.  Alvorens dit bitcoin-platform te starten, heeft Hedqvist onderzoek laten doen naar een aantal fiscale vraagstukken betreffende zijn beoogde onderneming. Vervolgens neemt Hedqvist het standpunt in dat het inwisselen van traditionele valuta’s tegen bitcoins en omgekeerd, onder een btw-vrijstelling valt voor traditionele valuta’s. Artikel 135, eerste lid, onderdeel e, van de Btw-richtlijn verplicht lidstaten namelijk om handelingen betreffende ‘’deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn” vrij te stellen van omzetbelasting. De Zweedse belastingautoriteiten zijn het niet eens met dit standpunt. Uiteindelijk zijn twee prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie.  

Ten eerste vraagt de Zweedse rechter of het inwisselen van traditionele valuta’s tegen bitcoins en omgekeerd, diensten onder bezwarende titel zijn. [1] Dit is inderdaad het geval volgens het Hof van Justitie. Hedqvist wil een dienst verrichten tegen een reële vergoeding, welke ontstaat na een overeenkomst aan te gaan met de koper van de bitcoin of met de inwisselaar van de bitcoin. Omdat sprake is van een dienst onder bezwarende titel, zijn de handelingen van de beoogde vennootschap in beginsel belast met btw. 

De tweede vraag moet duidelijk maken of het inwisselen van traditionele valuta’s tegen bitcoins en omgekeerd, onder een btw-vrijstelling vallen. Volgens het Hof van Justitie vallen dergelijke handelingen onder de btw-vrijstelling voor traditionele valuta’s in artikel 135, eerste lid, onderdeel e, van de Btw-richtlijn. [2] Uit de verschillende taalversies van de Btw-richtlijn is echter niet eenduidig op te maken of deze btw-vrijstelling slechts geldt voor traditionele valuta’s. Omdat begrippen in de Btw-richtlijn uniform (eenduidig) uitgelegd dienen te worden binnen de Europese Unie en taalkundige verschillen bestaan in de vertalingen van de Btw-richtlijn, dient deze vrijstelling uitgelegd te worden in het licht van de doelstellingen en de context deze btw-vrijstelling zelf. 

Deze btw-vrijstelling heeft als doel de moeilijkheden te verhelpen in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag en het bedrag van de aftrekbare btw, die ontstaan bij de belasting van financiële handelingen. Het Hof van Justitie overweegt dat deze moeilijkheden ook bestaan bij de handel in niet-traditionele valuta’s, zoals de bitcoin. Gezien de doelstellingen en de context van de btw-vrijstelling voor de handelingen betreffende traditionele valuta’s, oordeelt het Hof van Justitie dat deze vrijstelling ook geldt voor de handel in bitcoins. 

De handel in bitcoins is voor platforms derhalve wel belast met omzetbelasting, maar er bestaat een objectieve vrijstelling voor deze handelingen. De handelaren hoeven derhalve geen btw in rekening te brengen bij hun transacties betreffende de handel in bitcoin.

[1] Hiervan is sprake indien een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de door de ondernemer ontvangen tegenwaarde. Een dergelijk rechtstreeks verband ontstaat wanneer een rechtsbetrekking bestaat tussen koper en verkoper, waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld. Bovendien moet de ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormen voor de verleende dienst. Zie bijvoorbeeld het arrest Tolsma voor deze voorwaarden. 

[2]  Zie artikel 11, eerste lid, onderdeel i, sub 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 voor de Nederlandse implementatie van deze btw-vrijstelling.