ECLI:EU:C:2012:440 (Vale)

HvJ Vale, HvJ EU 12 juli 2012
(ECLI:EU:C:2012:440)

Door Michiel Hennevelt

Essentie
Geeft de vrijheid van vestiging van de Europese Unie vennootschappen het recht om hun zetel te verplaatsen van de ene lidstaat naar de andere lidstaat? In casu gaat het om zetelverplaatsing van Italië naar Hongarije.

Rechtsregel
Hoewel lidstaten eisen mogen stellen aan de omzetting van een rechtspersoon, mogen zij geen regeling hebben die omzetting van buitenlandse rechtspersonen categorisch uitsluit. Dit is een verboden beperking van de vrijheid van vestiging.

Inhoud arrest
Vale Srl is een naar Italiaans recht opgerichte vennootschap, die haar zetel ook in Italië heeft. Zij wil haar activiteiten in Italië staken en voortzetten in Hongarije. Het verzoek om doorhaling in het Italiaanse handelsregister wordt door de bevoegde autoriteit in Italië gehonoreerd. In het handelsregister is ook de verplaatsing naar Hongarije aangetekend. In Hongarije zijn de statuten van Vale Kft, een vennootschap naar Hongaars recht, goedgekeurd door het bestuur van Vale. Het kapitaal op Vale Kft wordt, zoals voorgeschreven, volgestort en er wordt een verzoek gedaan tot inschrijving in het Hongaarse handelsregister.

Bij het verzoek tot inschrijving wordt de Italiaanse Vale Srl genoemd als rechtsvoorganger. Het verzoek tot inschrijving wordt zowel door de rechter in eerste aanleg als in hoger beroep geweigerd. Deze rechters oordelen dat het naar Hongaars recht niet mogelijk is dat een Italiaanse vennootschap haar zetel naar Hongarije verplaatst en als rechtsvoorganger in het handelsregister wordt opgenomen. Vale Kft gaat in beroep bij de Hongaarse cassatierechter, die prejudiciële vragen stelt aan het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van dit Hongaarse recht met de vrijheid van vestiging van de Europese Unie.

Het HvJ haalt om te beginnen oudere jurisprudentie aan, waaruit volgt dat lidstaten bij de omzetting van een rechtspersoon de vrijheid van vestiging moeten waarborgen. Vervolgens oordeelt het HvJ dat de bestreden nationale regeling enkel voorziet in omzetting van Hongaarse rechtspersonen, maar niet in de omzetting van vennootschappen die gevestigd zijn in een andere lidstaat. Dit levert een beperking van de vrijheid van vestiging op die slechts toegestaan is indien hiervoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.

Hongarije draagt als rechtvaardigingsgronden onder andere de bescherming van schuldeisers, minderheidsaandeelhouders en werknemers en doeltreffendheid van fiscale controles. Deze gronden kunnen de regeling niet rechtvaardigen, omdat de regeling geen onderscheid maakt tussen de gevallen waarin bovenstaande belangen in het gevaar komen en gevallen waarin dat niet gebeurd. De regeling is dus niet proportioneel. De conclusie is dus dat, hoewel het Hongaarse recht eisen mag stellen aan de omzetting van een rechtspersoon, een regeling die omzetting van buitenlandse rechtspersonen categorisch uitsluit een verboden beperking van de vrijheid van vestiging vormt.