ECLI:EU:C:2008:231 (Quelle)

Quelle, HvJ-EU 17 april 2008
(ECLI:EU:C:2008:231)

Door Julia Verschoor

Essentie
Volgens Europees consumentenrecht mag een verkoper aan de consument geen vergoeding vragen die bedoeld is voor reparatie of vervanging van een defect van een product.

Rechtsregel
De verkoper heeft de plicht om een product te leveren dat naar behoren werkt tot de economische levensduur. Indien het product een gebrek heeft, heeft de consument ex art. 7:21 BW recht op vervanging of herstel daarvan. Hierop kan alleen een uitzondering worden gemaakt als blijkt dat dit onmogelijk is of wanneer dit redelijkerwijs niet van de verkoper gevergd kan worden.

Inhoud arrest
In augustus 2002 heeft Quelle aan Brüning een fornuis voor privégebruik geleverd. Begin 2004 stelde Brüning vast dat het toestel een gebrek vertoonde. Aangezien het toestel niet kon worden hersteld, heeft zij deze opgestuurd aan Quelle die haar vervolgens een nieuw fornuis heeft toegezonden. Voor het gebruik van het eerste fornuis door Brüning , vroeg Quelle een vergoeding van €69,97. Brüning stelt dat zij dit niet hoeft te betalen, omdat Quelle voor een non-conform goed geen gebruikersvergoeding mag vragen.

De rechter in eerste aanleg wijst de vordering tot terugbetaling af en stelt dat Quelle wel een gebruikersvergoeding mag vragen. De hogere beroepen tegen het vonnis worden ook afgewezen. Het Bundesgerichtshof stelt dat de verkoper in geval van vervanging van een niet-conform goed recht heeft op een vergoeding ter compensatie van de voordelen die de koper uit het gebrekkige goed tot aan de vervanging ervan heeft gehaald. Het Bundesgerichtshof ziet geen mogelijkheid om het Bürgerliches Gesetzbuch (Duitse wetboek) aan te passen, maar twijfelt wel of de betreffende bepalingen in het wetboek in overeenstemming zijn met de gemeenschapsregeling. Er wordt daarom een prejudiciële vraag voorgelegd aan het Hof.

Het Hof overweegt het volgende:
“Volgens het Bundesverband, de Spaanse en de Oostenrijkse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt in art. 3 lid 3 van de richtlijn duidelijk bepaald dat niet alleen het herstel door de verkoper van een niet-conform goed, maar in voorkomend geval ook de vervanging van dat goed door een conform goed zonder kosten voor de consument moet worden verricht. De verplichting tot kosteloos herstel of kosteloze vervanging is een onlosmakelijk geheel dat de koper beoogt te beschermen tegen het risico van financiële lasten die hem ervan zouden kunnen weerhouden zijn rechten te doen gelden.

De Duitse regering wijst erop dat de tekst van de richtlijn geen antwoord geeft op de vraag of de verkoper, in geval van vervanging van een niet-conform goed, een vergoeding voor het gebruik van dat goed kan eisen.

Het Hof stelt allereerst dat conform de richtlijn de verkoper jegens de consument aansprakelijk is voor elk gebrek van het geleverde goed. Daarnaast heeft de consument het recht te verlangen dat het goed in overeenstemming wordt gebracht. Wanneer dat niet mogelijk is, kan hij daarna verlangen dat de prijs wordt verminderd of dat de overeenkomst wordt ontbonden. Dit betekent dus dat de consument recht heeft op kosteloos herstel of kosteloze vervanging als dit onmogelijk of buiten verhouding is.