ECLI:EU:C:2002:750 (De Groot)

HvJ De Groot, HvJ EU 12 december 2002
(ECLI:EU:C:2002:750)

Door Michiel Hennevelt

Essentie
Dit arrest gaat over een inwoner en onderdaan van Nederland, die werkt in drie andere Europese lidstaten. Geen van de vier lidstaten houdt volledig rekening met zijn persoonlijke aftrekposten. Is dit strijdig met de fundamentele vrijheden van de EU?

Rechtsregel
Het vrije verkeer van werknemers staat in de weg aan een berekeningsmethode van voorkoming van dubbele belasting door het woonland als gevolg waarvan het profijt van een persoonlijke aftrekpost gedeeltelijk teniet gaat. Nederland moet de methode dus aanpassen, zodat persoonlijke aftrekposten geheel in Nederland benut kunnen worden. De manier waarop deze aanpassing plaatsvindt is aan de lidstaten zelf.

Inhoud arrest
De Groot woont in Nederland en werkt in Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk voor het “Applied Materials”-concern. Hij is in april 1994 gestopt met dit werk en is een tijd werkloos geweest. Sinds 1987 betaalt De Groot ook alimentatie aan zijn ex-vrouw. Hij heeft de alimentatieverplichting in december 1994 afgekocht met een bedrag ineens. De Groot moest in het buitenland inkomstenbelasting betalen over het in dat land verdiende loon, waarbij geen rekening werd gehouden met de betaalde alimentatie. In zijn aangifte over 1994 vraagt De Groot om een vermindering van zijn te betalen belasting ter hoogte van de totale in het buitenland betaalde belasting. De uiteindelijke vermindering die De Groot krijgt is lager, hij stapt naar de rechter.

De Groot is van mening dat de methode van berekening van voorkoming van dubbele belasting die de inspecteur hanteert in strijd is met het vrije verkeer van werknemers. Als gevolg van de gewraakte methode verliest De Groot namelijk een deel van het profijt van zijn persoonlijke aftrekposten, zoals de alimentatie die hij betaalt. Als hij alleen in Nederland had gewerkt, was dit niet het geval geweest. Het Gerechtshof heeft het beroep van De Groot ongegrond verklaard op basis van HvJ Gilly. De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat De Groot inderdaad nadeel ondervindt, aangezien de andere staten ook geen rekening houden met de betaalde alimentatie. Aangezien de situatie niet hetzelfde is als in HvJ Gilly, besluit de Hoge Raad aan het HvJ te vragen of dit verenigbaar is met het EU-recht.

Het HvJ oordeelt dat de directe belastingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren, maar dat zij deze bevoegdheid wel binnen de grenzen van de fundamentele vrijheden van de EU moeten uitoefenen. Deze vrijheden houden ook een verbod in voor de woonstaat om het werken in een andere lidstaat door haar onderdanen te bemoeilijken. Het niet volledig kunnen profiteren van een persoonlijke aftrekpost als gevolg van de berekeningsmethode ter voorkoming van dubbele belasting, zal een onderdaan van de woonstaat ervan weerhouden om te gaan werken in een andere lidstaat. De regeling vormt dus een belemmering van het vrije verkeer van werknemers.

Mogelijk is er een rechtvaardigingsgrond te vinden voor deze belemmering. Het verlies van belastinginkomsten door de woonstaat kan volgens vaste rechtspraak nooit als rechtvaardigingsgrond geaccepteerd worden. Ook de andere aangedragen gronden houden geen stand. De Groot heeft dus terecht een beroep gedaan op het EU-recht. Het Hof oordeelt nog dat het EU-recht geen specifieke eisen stelt aan de manier waarop de inbreuk op het vrije verkeer van werknemers wordt opgelost. Dit moet aan de lidstaten zelf overgelaten worden.