ECLI:EU:C:2002:749 (Lankhorst-Hohorst)

HvJ Lankhorst-Hohorst, HvJ EU 12 december 2002
(ECLI:EU:C:2002:749)

Door Michiel Hennevelt

Essentie
Is het in strijd met het EU-recht om rentebetalingen aan een buitenlandse aandeelhouder te belasten, terwijl dezelfde betalingen aan een binnenlandse aandeelhouder aftrekbaar zouden zijn?

Rechtsregel
Het maken van een onderscheid tussen belastingplichtigen op grond van de vestigingsplaats van hun crediteur-aandeelhouder is in strijd met de vrijheid van vestiging. Dit kan in casu niet gerechtvaardigd worden door het willen voorkomen van misbruik, omdat de bestreden regeling ook situaties raakt waarin geen sprake is van misbruik.

Inhoud arrest
Lankhorst-Hohorst is een Duitse GmbH die onder andere scheepsbenodigdheden verkoopt. De enige aandeelhouder van Lankhorst-Hohorst GmbH is de in Nederland gevestigde Lankhorst-Hohorst BV. Die BV heeft weer als enig aandeelhouder de in Nederland gevestigde Lankhorst Taselaar BV (LT BV). LT BV heeft aan Lankhorst-Hohorst GmbH in 1996 een lening verstrekt van 3 miljoen Duitse Mark, waarover Lankhorst-Hohorst GmbH elk jaar een variabele rente moet betalen. Met deze lening kon Lankhorst-Hohorst GmbH een andere, niet aan het concern verbonden crediteur gedeeltelijk afbetalen en daarmee haar rentelasten verlagen.

De Duitse fiscus heeft de rentebetalingen van Lankhorst-Hohorst GmbH aan LT BV op grond van de Duitse wet aangemerkt als verkapte winstuitkeringen. Hierdoor waren deze betalingen aan LT BV niet aftrekbaar bij Lankhorst-Hohorst GmbH. De relevante Duitse wettelijke bepaling is niet van toepassing als bewezen kan worden dat een derde het geld ook aan Lankhorst-Hohorst GmbH had geleend. Dit is volgens de Duitse rechter niet het geval, omdat Lankhorst-Hohorst GmbH al een hoge schuldenlast had en geen zekerheden kon stellen. Een derde zou het gelopen risico dan niet accepteren.

Lankhorst-Hohorst GmbH stelt dat de herkwalificatie van de rentebetaling in strijd is met het EU-recht, omdat deze herkwalificatie slechts toepassing vindt als rente betaald wordt aan een buitenlandse aandeelhouder. Als LT BV in Duitsland was gevestigd, was de rente bij Lankhorst-Hohorst GmbH gewoon aftrekbaar geweest. De lening is volgens Lankhorst-Hohorst GmbH ook niet verstrekt om belasting te ontwijken in Duitsland, maar om de externe rentelasten – die veel hoger waren dan de aan LT BV verschuldigde rente – te beperken om zo het verlieslijdende Lankhorst-Hohorst GmbH van faillissement te redden. De Duitse rechter stelt hierover een prejudiciële vraag aan het HvJ EU.

Het HvJ EU oordeelt ten eerste dat er inderdaad een verschil in behandeling is tussen enerzijds Duitse vennootschappen die lenen van een Duitse moedervennootschap en anderzijds Duitse vennootschappen die lenen van een moedervennootschap in een andere lidstaat. Dit leidt tot een ongelijke behandeling op grond van de plaats van de zetel van de moedervennootschap. Dit is in beginsel een verboden belemmering van de vrijheid van vestiging.

De verboden belemmering kan mogelijk gerechtvaardigd worden uit hoofde van een dwingende reden van algemeen belang. Onder andere de Duitse regering heeft hiertoe aangevoerd dat de Duitse regeling gerechtvaardigd is omdat zij misbruik bestrijdt. Ondernemingen kunnen via rentebetaling als verbonden partijen immers hun belastinggrondslag in Duitsland uithollen. Het HvJ volgt de Duitse regering hierin niet, omdat de bepaling ook van toepassing is op situaties waarin geen sprake is van misbruik. Zo is er in deze zaak geen sprake van misbruik, maar wordt de lening aan Lankhorst-Hohorst GmbH verstrekt als reddingspoging.

Ook de andere aangedragen rechtvaardigingsgronden slagen niet, zodat de Duitse regeling in strijd is met de Europese vrijheid van vestiging.