HvJ Gilly, HvJ EU 12 mei 1998
(ECLI:EU:C:1998:221)
Door Michiel Hennevelt
Essentie
Dit arrest gaat over de verenigbaarheid met het EU-recht van bepalingen in het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Duitsland en Frankrijk. Hierin wordt onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit, is dat toegestaan?
Rechtsregel
Bij gebrek aan harmonisatie binnen de EU zijn lidstaten bevoegd om overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting af te sluiten. Zij kunnen daarbij kiezen voor verschillende aanknopingspunten voor de verdeling van de heffingsbevoegdheid. Het internationaal geaccepteerde maken van onderscheid op basis van nationaliteit is in dit geval niet in strijd met het vrije verkeer van werknemers.
Inhoud arrest
De heer en mevrouw Gilly wonen in Frankrijk, dicht bij de Duitse grens. De man heeft de Franse nationaliteit en werkt in Frankrijk. De vrouw heeft de Duitse nationaliteit, maar door haar huwelijk met de man ook de Franse, en werkt in Duitsland. Zij hebben een geschil met de Franse fiscus over de belasting die Frankrijk mag heffen op basis van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Frankrijk en Duitsland. Op basis van dit verdrag is het (overheids)salaris van mevrouw Gilly belast in Duitsland, omdat zij de Duitse nationaliteit bezit. Op grond van het verdrag mag ook Frankrijk hier belasting over heffen, maar daarbij moet Frankrijk wel een verrekening van de in Duitsland geheven belasting geven.
Volgens mevrouw Gilly leidt deze manier van belastingheffing tot een ongerechtvaardigde en discriminerende overbelasting die in strijd is met het vrije verkeer van werknemers. In de nationale procedure besluit de Franse rechter hierover prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen. Deze vragen komen erop neer dat de Franse rechter zich afvraagt of het EU-recht eraan in de weg staat dat in een belastingverdrag onderscheid wordt gemaakt tussen mensen in overheidsdienst die wel of niet de nationaliteit bezitten van de Staat waarvoor zij werkzaam zijn.
Het HvJ stelt eerst vast dat, omdat Gilly in Frankrijk woont en in Duitsland werkt, zij binnen de werking van het vrije verkeer van werknemers valt. Vervolgens oordeelt het Hof dat lidstaten bevoegd zijn om overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting af te sluiten, en dat zij daarbij kunnen kiezen voor verschillende aanknopingspunten voor de verdeling van hun heffingsbevoegdheid.
Voor mensen in overheidsdienst hebben Duitsland en Frankrijk een ander aanknopingspunt gekozen dan voor mensen in particuliere dienst. Zo geldt voor mensen in overheidsdienst als hoofdregel dat de betalende staat belasting mag heffen over het loon. Dit is slechts anders als de betreffende persoon de nationaliteit van de andere lidstaat (Frankrijk) bezit, maar niet van de betalende staat (Duitsland). Mevrouw Gilly bezit beide nationaliteiten, dus valt zij niet onder deze uitzondering. Er gelden dus verschillende aanknopingspunten naar gelang iemand wel of niet in overheidsdienst werkt, en naar gelang iemands nationaliteit.
Het Hof oordeelt dat het verdelen van de heffingsbevoegdheid op basis van nationaliteit geen verboden discriminatie oplevert. Omdat binnen de EU zelf geen maatregelen zijn getroffen om heffingsbevoegdheid te verdelen, valt het verdelen van die heffingsbevoegdheid nog binnen de autonomie van de lidstaten zelf. Bovendien is het op niveau van de OESO ook aanvaard om de heffingsbevoegdheid in dit geval te verdelen op basis van nationaliteit, het is niet onredelijk dat lidstaten hierbij aansluiten. De conclusie is dus dat de bepalingen in het verdrag niet in strijd zijn met het vrije verkeer van werknemers.