ECLI:NL:HR:2004:AO6012 (Duwbak Linda)

HR 7 mei 2004, NJ 206/281 (Duwbak Linda)
(ECLI:NL:HR:2004:AO6012)

Door Jay Irfan

Essentie

Dit arrest gaat over het relativiteitsvereiste zoals we dat kennen uit art. 6:163 BW. De Nederlandse Staat werd in deze zaak aangesproken op een onrechtmatige daad op grond van art. 6:162 BW. Er werd getwijfeld aan het relativiteitsvereiste, wat betekent dat iemand alleen aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade als de norm die hij heeft overschreden ook daadwerkelijk het doel heeft om te beschermen tegen die geleden schade.

In deze zaak zonk een baggerschip doordat een duwbak was gekapseisd. De oorzaak bleek de in zeer slechte staat verkerende duwbak. Het baggerbedrijf stelde de Nederlandse Staat aansprakelijk alsmede de deskundige die de duwbak heeft gekeurd. De deskundige zou in strijd met het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (ROSR) hebben gehandeld.

Rechtsregel

De Hoge Raad moest oordelen of in deze zaak aan het relativiteitsvereiste was voldaan. Hij oordeelde ontkennend, zodoende was de Nederlandse Staat niet aansprakelijk voor de door het baggerbedrijf geleden schade.

De Hoge Raad overwoog dat om antwoord te geven op de rechtsvraag gekeken moet worden naar het doel en de strekking van het overtreden veiligheidsreglement. Op basis hiervan moet vervolgens worden bepaald of de bescherming van het overtreden reglement zich uitbreidt tot het bedrijf en de geleden schade ervan. Het doel van het ROSR is het bevorderen van de scheepvaart in algemene zin. Hierdoor strekt de bescherming van het veiligheidsreglement zich niet uit tot de bescherming van individuele vermogensbelangen.

Inhoud arrest

Op de Maas ligt een baggerschip met daarin een duwbak genaamd Linda. Op een onfortuinlijke nacht kapseist het baggerschip, wat resulteert in het zinken van zowel het baggerschip als de duwbak. Uit onderzoek komt naar voren dat kapseizen en zinken het resultaat zijn geweest van slecht onderhouden bodemplaten. Door hevige corrosie ontstond er een lekkage, wat heeft geresulteerd in het kapseizen en zinken.

Een jaar voor het ongeluk was de duwbak gecontroleerd door een deskundige van de Staat. Deze deskundige heeft toen een certificaat van goedkeuring afgegeven voor de duur van zeven jaar. De Nederlandse Staat en de deskundige werden aansprakelijk gesteld voor de schade, omdat de deskundige de duwbak – in strijd met het veiligheidsreglement – had goedgekeurd.

De Hoge Raad heeft hierop geoordeeld dat de Staat en de deskundige niet aansprakelijk zijn voor de schade die is geleden door het baggerbedrijf.