CRvB 26 juni 2013 (Elektronisch verkeer & artikel 6:19 Awb)

Elektronisch verkeer & 6:19 Awb, CRvB 26 juni 2013
(AB 2013, 266)

Door Sapna Gajadhar

Essentie
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep staat de manier van bekendmaking van (juridische) besluiten door een bestuursorgaan centraal.

Rechtsregel
In onderhavige zaak staat de vraag centraal of het ingediende bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, nadat de minister het besluit via de elektronische weg heeft bekendgemaakt. Daarnaast komt in onderhavig geval ter sprake of een ander besluit waartegen bezwaar is gemaakt op grond van dezelfde gronden ook wordt meegenomen in het hoger beroep.

Omtrent de zojuist genoemde vraag overweegt de Centrale Raad van Beroep als volgt:

De door de minister overgelegde bewijsstukken zijn toereikend om er in dit geding van uit te gaan dat appellant bij zijn aanvraag heeft gekozen voor toezending van berichten langs de elektronische weg. Dat hem bij deze keuze niet ook berichten zouden worden toegezonden per post heeft appellant — al dan niet bewust — geaccepteerd door akkoord te gaan met (de toepassing van) de door de minister in dit kader gehanteerde Algemene Voorwaarden. Naar de minister ter zitting heeft verklaard kunnen de opties elektronische toezending en toezending per post op de desbetreffende pagina van de website ook niet gelijktijdig aangevinkt blijven.[1]

Wanneer een orgaan via elektronisch verkeer besluiten bekend wil maken, is het belangrijk dat de belanghebbende expliciet aangeeft dat hij akkoord is met deze manier van bekendmaking. Wanneer de belanghebbende, om welke reden dan ook, niet zijn e-mail, inbox of andere online communicatiemiddelen bekijkt, ondanks dat hij heeft ingestemd met het toezenden van stukken via elektronisch verkeer, komt het voor risico en rekening voor de belanghebbende indien deze niet tijdig reageert. Eventuele termijnoverschrijdingen kunnen dan niet toegerekend worden aan het orgaan dat het besluit via elektronisch verkeer heeft bekendgemaakt, maar alleen aan de belanghebbende die hiermee heeft ingestemd.

Artikel 6:19 eerste lid Awb omvat de volgende tekst: ”Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben”.

Volgens de Centrale Raad van Beroep dient het tweede bestreden besluit, die met dezelfde gronden is aangevochten door belanghebbende, op grond van artikel 6:19 Awb ook worden meegenomen in het hoger beroep, omdat deze betrekking heeft op het bezwaar tegen het eerste bestreden besluit.

Inhoud uitspraak
In onderhavige zaak is er een geschil tussen belanghebbende en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Belanghebbende had een aanvraag voor studiefinanciering ingediend en deze toegekend gekregen vanaf april 2010. Bij deze aanvraag heeft belanghebbende als geboortedatum aangegeven 3 maart 1982. De gegevens van belanghebbende bij deze aanvraag zijn door de minister gecontroleerd. Echter bleek uit stukken die de minister van de gemeente heeft ontvangen dat belanghebbende op 2 december 1978 is geboren en niet op 3 maart 1982 zoals hij heeft aangegeven bij de aanvraag. De minister heeft daarom de toegekende studiefinanciering herzien en een aanzienlijk bedrag teruggevorderd. Daarnaast heeft de minister bij besluit medegedeeld aan belanghebbende dat hij een openstaande schuld heeft wegens het onterecht gebruik maken van een reisproduct. Belanghebbende gaat hiertegen in bezwaar. De minister heeft het bezwaar van belanghebbende gericht geacht tegen het eerste besluit, de herziening van de studiefinanciering. Deze is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De minister gaf toen ook aan dat aan belanghebbende een e-mail is verstuurd dat het besluit dat zijn studiefinanciering was herzien te raadplegen is via de site van DUO. Hiertegen gaat belanghebbende in beroep. Belanghebbende verklaart dat hij niet regelmatig zijn e-mail leest en hierdoor niet in verzuim is geweest.

[1] Rechtsoverweging 4.1