Coffeeshop Venlo, ABRvS 8 november 2006
(ECLI:NL:RVS:2006:AZ1762)
Door Sapna Gajadhar
Essentie
In deze uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State staat een fenomeen onderwerp uit het bestuursrecht centraal, namelijk de nadeelcompensatie bij onevenredige besluiten genomen door bestuursorganen.
Rechtsregel
In onderhavige zaak stond de vraag centraal of het verzoek van eiser om een nadeelcompensatie aangemerkt kon worden als een herhaald verzoek. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beantwoordde deze vraag ontkennend.
In de verordening van de gemeente Venlo is opgenomen dat het verlenen van een vergunning ten behoeve van exploitatie van een horecabedrijf een discretionaire bevoegdheid is. Derhalve dient op grond van artikel 3:4 lid 2 Awb het bestuursorgaan, in dit geval te burgemeester, te bezien of er bij het nemen van het besluit enige nadelige gevolgen kunnen optreden en of deze gevolgen niet onevenredig zijn met het besluit te dienen doelen.
Een redelijk aantal bedrijven en particulieren heeft hun zienswijzen in een notitie toegereikt aan de burgemeester. De kern van de zienswijzen was dat de gevolgen onevenredig waren met de te dienen doelen. De burgemeester heeft desondanks, zonder een schadevergoeding toe te kennen, het besluit genomen om een vergunning te verlenen voor de exploitatie van twee coffeeshops.
Het algemeen beginsel van de gelijkheid van de openbare lasten, ook wel het egalite-beginsel genoemd, ziet er op dat het bestuursorgaan gehouden is tot het vergoeden van de schade bij een onevenredig besluit. Hieruit vloeit dus een schadevergoedingsplicht voor bestuursorganen voort. Dit beginsel wordt in de algehele bestuursrechtpraktijk erkend en meerdere malen bevestigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In een eerdere uitspraak betoogt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State namelijk dat: “Iedere rechtmatige aanwending door een bestuursorgaan van een publiekrechtelijke bevoegdheid, zoals in dit geval het nemen van een besluit tot vergunningverlening (…), strekt tot behartiging van (een aspect van) het algemeen belang, dat de desbetreffende wet, waarop de aanwending van die bevoegdheid is gebaseerd, beoogt te dienen. Daaraan doet niet af dat een dergelijke aanwending mede of in overwegende mate het individuele belang van de aanvrager(s) kan dienen”.[1]
De burgemeester heeft in het besluit om toekenning van de vergunning voor het exploiteren van de coffeeshops geen aandacht besteed aan enige nadeelcompensatie voor eiser. Het alleen toetsten van artikel 3:4 lid 2 Awb brengt niet met zich mee dat het egalite-beginsel in acht is genomen. Het verzoek van eiser om nadeelcompensatie kan derhalve niet worden aangemerkt als een herhaald verzoek.
Inhoud uitspraak
Bij besluiten van 16 juli 2004 heeft de burgemeester van de gemeente Venlo een aanvraag voor het exploiteren van een horecabedrijf in een pand in Venlo toegekend. De verzoeker is een omwonende van het pand, waar het horecabedrijf zich zal vestigen. Deze heeft een verzoek ingediend om compensatie van schade vanwege waardevermindering van zijn woning door de komst van twee coffeeshops. Deze waardevermindering wordt veroorzaakt als gevolg van de besluiten die de burgemeester op 16 juli 2004 heeft genomen.
De burgemeester heeft het verzoek afgewezen. Het gaat hier volgens de burgemeester om een herhaald verzoek. Er is namelijk bij het toekennen van de aanvragen al aandacht besteed aan enige nadelige gevolgen, die de direct omgevende zouden kunnen hebben. De rechtmatigheid van die besluiten staat dus vast. Ook het ingediende bezwaar van de direct omwonende wordt afgewezen. Daartegen heeft de direct omwonende beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het ingestelde beroep gegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft de burgemeester ten onrechte het verzoek als een herhaald verzoek aangemerkt. Dat het besluit in rechte is komen vast te staan doet er niet aan af dat het verzoek om een nadeelcompensatie inhoudelijk kan worden behandeld.
Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. Volgens de Afdeling was er geen sprake van een herhaald verzoek. De burgemeester dient bij een nieuw besluit alsnog te beslissen op het verzoek om nadeelcompensatie.
[1] ABRvS 21 december 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU8444.