Hoorplicht, CBb 22 april 2013, AB 2013, 271
(ECLI:NL:CBB:2013:BZ9960)
Door Sapna Gajadhar
Essentie
In onderhavige zaak staat centraal of een bestuursorgaan verplicht is om een belanghebbende te horen voordat een beslissing op bezwaar wordt genomen.
Inhoud zaak
Op grond van artikel 7:2 Awb dient het volgende in acht te worden genomen:
- Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
- Het bestuursorgaan stelt daarvan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift op de hoogte alsmede de belanghebbenden die bij de voorbereiding van het besluit hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
In principe dient een bestuursorgaan de belanghebbende in de gelegenheid te stellen om gehoord te worden voordat er een beslissing wordt genomen. In uitzonderlijke gevallen kan van het horen worden afgezien. Op grond van artikel 7:3 Awb is dit mogelijk indien:
- het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
- het bezwaar kennelijk ongegrond is,
- de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
- de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
- aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
In het onderhavige geval stelde het bestuursorgaan, in casu de Kamer van Koophandel, dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Hier was geen sprake van, omdat het bezwaar dat was ingediend door belanghebbenden niet duidelijk genoeg was. Het bezwaarschrift riep vragen op die nog nader moesten worden onderzocht. Er kan dan niet zomaar een beslissing volgen, het bezwaar is dan ook niet kennelijk ongegrond.
Indien het hoorrecht niet in acht wordt genomen is een besluit vatbaar voor vernietiging. In het onderhavige geval is belanghebbende onterecht niet gehoord. Het besluit van de Kamer van Koophandel dient dan ook te worden vernietigd.
Inhoud uitspraak
In onderhavige zaak was er een geschil tussen belanghebbende en de Kamer van Koophandel. Het geschil betrof het uittreden van belanghebbende als bestuurder van een vereniging. Belanghebbende was het niet eens met het besluit van de Kamer van Koophandel om het uit te schrijven als bestuurder en heeft dan ook bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De Kamer van Koophandel heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij niet ontslagen is als bestuurder van de vereniging. Hij heeft aan dat in de notulen die zijn gemaakt tijdens de vergadering zijn verhaal ondersteunen. Belanghebbende geeft aan dat het ontslag door de vereniging niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. Daarnaast geeft belanghebbende aan dat de Kamer van Koophandel hier geen onderzoek naar heeft verricht. Volgens belanghebbende is de termijn voor het nemen van een beslissing door de Kamer van Koophandel overschreden en is hij onterecht niet gehoord in de zaak.