Rb. Gelderland, 28 juli 2021, Discriminatie door belastingdienst bij aftrek zorgkosten
(ECLI:NL:RBGEL:2021:3995)
Door Sebastian Cornielje
Essentie
Rechtbank Gelderland heeft in een uitspraak vastgesteld dat de wetgeving omtrent het in aftrek brengen van specifieke zorgkosten van het inkomen uit werk en woning, in casu een ivf-behandeling, een onaanvaardbare inbreuk maakt op het discriminatieverbod zoals deze in de mensenrechtenverdragen is bepaald. In deze zaak was een homoseksueel stel uit Gelderland naar de Verenigde Staten afgereisd voor een hoogtechnologisch draagmoederschap, teneinde hun kinderwens te realiseren. Nadat een van de heren deze kosten had afgetrokken van zijn inkomsten uit werk en inkomen onder een ivf-behandeling, weigerde de belastingdienst deze aftrekpost. De rechtbank stelt dat sprake is van een ongelijke behandeling tussen homo- en heteroseksuele stellen in de huidige wetgeving. Homoseksuele stellen beschikken namelijk niet over dezelfde mogelijkheden om kosten af te trekken als heteroseksuele stellen.
Rechtsvraag
De vraag in deze zaak was in hoeverre de wetgever de beoordelingsvrijheid had om een onderscheid te maken tussen homoseksuelen en heteroseksuele stellen als het gaat om de aftrek van een ivf-behandeling. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de wetgever in belastingzaken meestal over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt, er in casu sprake is van een kwetsbare groep die in het verleden veel is geconfronteerd met discriminatie. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er geen rechtvaardiging is voor het verschil in behandeling. Kortom stelt de rechtbank dat de wetgever in casu niet beschikt over de voornoemde beoordelingsvrijheid.
Inhoud
Op 28 juli jl. heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld dat de wettelijke regelgeving met betrekking tot de aftrek van specifieke zorgkosten in strijd zijn met de mensenrechtenverdragen, te kennen het discriminatieverbod. Dit is het geval, gezien het feit dat homoseksuele stellen niet beschikken over dezelfde aftrekposten als heteroseksuele stellen, aangezien onvruchtbaarheid niet im frage is bij hun, maar ze wel veelal te kampen hebben met de kosten van het draagmoederschap. In casu waren twee homoseksuele mannen naar de Verenigde Staten afgereisd voor een hoogtechnologisch draagmoederschap, waarna een van de mannen de kosten onder de aftrekpost van een ivf-behandeling had geschaard, hetgeen werd afgewezen door de belastingdienst. Hoewel de wetgever in het ligt van de wettelijke regelgeving van de belastingdienst veelal een ruime beoordelingsvrijheid heeft, blijkt dat voor de rechtbank in casu toch wat anders, mede door het feit dat de ongelijke behandeling betreffende de aftrekposten niet te rechtvaardigen valt, alsook het feit dat het in deze zaak ging om twee vertegenwoordigers van een groep die in het verleden veel gediscrimineerd werd. Hoewel de rechtbank niet op de stoel van de wetgever mag zitten door voorbij te gaan aan de huidige wet- en regelgeving, heeft deze wel de suggestie gewekt jegens de politiek om via wetgeving een oplosing te vinden voor de vastgestelde ongelijke behandeling van homoseksuele stellen.