ECLI:NL:HR:2021:504 (Verkrijging juridisch eigendom van OZR-aandelen belast met overdrachtsbelasting)

Hoge Raad, 9 april 2021, Verkrijging juridisch eigendom van OZR-aandelen belast met overdrachtsbelasting
(ECLI:NL:HR:2021:504)

Essentie

De artikelen 4 en 10 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 (‘’de WBR’’ of ‘’de overdrachtsbelasting’’) bevat de antiontgaansregeling om te zorgen dat de verkrijging van aandelen in een vastgoedlichaam, ook tot een belastbaar feit leidt in de overdrachtsbelasting. In de hoofdregel zijn alleen de verkrijging van ‘stenen’ belast in de overdrachtsbelasting, maar hier maakt deze antiontgaansregeling een uitzondering op door ook de verkrijging van aandelen in een vastgoedlichaam te belasten.

Uit dit arrest blijkt wat voor type verkrijgingen onder het begrip ‘belang’ moeten worden geschaard in artikel 4 WBR.

Rechtsregel

De enkele verkrijging van de juridisch eigendom van de aandelen, leidt ook tot een belastbaar feit ingevolge artikel 4 WBR. Onder het belang-begrip moeten dan ook de verkrijging van de juridische- en/of de economische eigendom worden verstaan in artikel 4 WBR.

Inhoud arrest

Belanghebbende is de beheerder van een Duits Sondervermögen, waarin deelnemers gezamenlijk beleggen in onroerende zaken. De deelnemers leggen gelden in en de beheerder is vervolgens verantwoordelijk voor de beleggingsactiviteiten. In 2015 heeft belanghebbende voor rekening en risico van de deelnemers aan het Sondervermögen alle aandelen verkregen in drie Nederlandse vastgoedlichamen (in de zin van art. 4(1)a WBR). In geschil is of belanghebbende overdrachtsbelasting verschuldigd is over de verkrijging van de aandelen. Belanghebbende verkrijgt namelijk als beheerder enkel de juridisch eigendom van de aandelen. De economisch eigendom bij de aandelen komt volledig toe aan de deelnemers van het Sondervermögen.

De Hoge Raad overweegt eerst dat het belastbare feit voor de overdrachtsbelasting in de hoofdregel de verkrijging van de juridische of de economische eigendom is, van in Nederland gelegen onroerende zaken (artikel 2, leden 1 en 2, WBR). In artikel 4 WBR wordt een uitbreiding gegeven aan het begrip onroerende zaken, die bewerkstelligt dat onder omstandigheden ook overdrachtsbelasting wordt geheven ter zake van de verkrijging van aandelen in vastgoedlichamen. Eén van de eisen om een belastbare aandelenverkrijging te kunnen constateren, is dat kort gezegd een wezenlijke zeggenschap wordt verkregen in het vastgoedlichaam. Dit komt in beginsel neer op de verkrijging van een één derde-belang of meer in het vastgoedlichaam (art. 4(3) WBR).

Voorheen moest één derde in het geplaatst kapitaal worden verkregen om een verkrijging van een wezenlijke zeggenschap te constateren. Dit is per 2008 vervangen door het belang-begrip. Volgens belanghebbende moet sindsdien daarom tenminste de economische eigendom van de aandelen worden verkregen, voordat een belastbaar feit geconstateerd kan worden. Deze wijziging heeft volgens de Hoge Raad echter niet meegebracht dat de enkele verkrijging van de juridisch eigendom, niet meer tot een belastbaar feit zou kunnen leiden. Artikel 4 WBR bevat volgens de Hoge Raad  ook geen zelfstandige omschrijving van het belastbare feit. Er is daarom geen reden om te veronderstellen dat de verkrijging van (uitsluitend) de juridische eigendom van aandelen in een vastgoedlichaam niet belastbaar is. De beheerder is daarom wel overdrachtsbelasting verschuldigd over de verkrijging van de juridische eigendom van de aandelen.