ECLI:NL:RBROT:2023:2932 (Ontbinding na nalaten melden affectieve relaties)

Rechtbank Rotterdam 1 maart 2023, De werknemer handelt verwijtbaar door geen melding te doen van affectieve relaties op de werkvloer
(ECLI:NL:RBROT:2023:2932)

Essentie

Een werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst (e-grond/g-grond/i-grond). Daartoe voert de werkgever aan dat de werknemer zijn verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst ernstig heeft geschonden door over een tijdvak van meerdere jaren met verschillende studenten/ondergeschikten uit zijn werkomgeving relaties aan te gaan, zonder daar melding van te doen. De werknemer voert verweer en verzoekt in het (voorwaardelijk) tegenverzoek wedertewerkstelling, opheffing van het contactverbod, een schadevergoeding van 158.050,13 euro voor de gemaakte advocaatkosten, 3.448,50 euro voor het inschakelen van een deskundige, een immateriële schadevergoeding van 25.000 euro, en, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, de transitievergoeding van 131.434,19 euro, een billijke vergoeding van 4.504.561 euro en een vergoeding ex art. 7:671b lid 8 BW van 65.717,10 euro.

Rechtsregel

Een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst is verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (art. 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW). Of sprake is van een voldragen e-grond hangt af van de omstandigheden van het geval. De ernst van het gedrag is van belang, maar ook bijvoorbeeld de functie en eventueel verzachtende omstandigheden.

Het aangaan van affectieve relaties is in principe een privé-aangelegenheid. Ook het feit dat de werknemer relaties aanging met vrouwen die zich in een afhankelijkheidspositie bevonden, leidt niet meteen tot de conclusie dat sprake is van verwijtbaar handelen. De werknemer had echter wel moeten weten dat hij deze relaties diende te melden bij de werkgever. Dit heeft hij nagelaten.

Inhoud arrest

De werkgever stelt dat de werknemer met zijn gedragingen op meerdere punten het integriteitsbeleid heeft geschonden. De werknemer heeft erkend dat hij enkele affectieve relaties met vrouwen in zijn werkomgeving heeft gehad. Hij stelt dat deze relaties vrijwillig waren en ging ervan uit dat dit op de werkvloer was toegestaan.

Om te beoordelen of sprake is van verwijtbaar handelen overweegt de kantonrechter dat de werknemer iemand is met een gecombineerde functie en een hoog aanzien binnen de werkgever. Hij heeft daarbij een voorbeeldfunctie en grote professionele verantwoordelijkheden. Aan het gedrag van de werknemer mogen daarom hoge eisen worden gesteld. Voor iemand in een dergelijke functie mag dan ook in principe worden verwacht dat hij in zijn contacten met collega’s een professionele afstand bewaart zonder dat daarvoor een (op schrift gesteld) integriteitsbeleid nodig is. Dat geldt zeker als het gaat om collega’s die in een afhankelijkheidspositie verkeren, zoals studenten. Ook overweegt de kantonrechter dat hoewel het zo kan zijn dat de werknemer deze afhankelijkheid op dat moment niet zo ervaren heeft, dit niet per definitie wil zeggen dat die afhankelijkheid er ook niet was. De werkgever heeft toegelicht waarom het bewaren van een professionele afstand een vereiste is dat onderdeel is van een veilig opleidingsklimaat en dat het aangaan van relaties hier haaks op staat.

De kantonrechter vervolgt dat een dergelijke relatie niet meteen leidt tot verwijtbaar handelen. De werknemer had ook zonder specifieke (schriftelijke) bepaling in richtlijnen over relaties moeten weten dat zijn gedrag zonder dit te melden bij zijn leidinggevende niet acceptabel zou zijn. De werknemer heeft deze relaties niet gemeld en heeft pas open kaart gespeeld nadat een van de vrouwen een melding bij de interne ombudsman had gedaan. Ook toen is de werknemer niet direct open geweest. Het belang van het melden blijkt uit het voorbeeld waarin de werknemer contact had met een van de vrouwen terwijl zij een sollicitatie had lopen op zijn afdeling.

Het is voor de werkgever niet te controleren of de privé-relaties van de werknemer niet van invloed zijn geweest op zijn werkrelaties. Volgens de kantonrechter ziet de werknemer niet in dat het in deze zaak niet zozeer gaat om de relatie tussen hem en de desbetreffende vrouw, maar om zijn relatie met de werkgever. Hij miskent de positie van zijn werkgever en dat raakt ook aan het vertrouwen dat zijn werkgever (nog) kan en mag hebben.

De kantonrechter oordeelt dat niet van de werkgever gevergd kan worden dat deze de arbeidsovereenkomst in stand houdt. Het ontbindingsverzoek (e-grond) wordt toegewezen.

Omdat van ernstig verwijtbaar handelen geen sprake is, heeft de werknemer wel recht op de transitievergoeding (ter hoogte van 85.000 euro). Het overige wordt afgewezen.