ECLI:NL:RBOVE:2021:3156 (Concurrentiebeding van 9 maanden na dienstverband van 11 dagen)

Rechtbank Overijssel, 20 juli 2021, Concurrentiebeding na 11 dagen gewerkt te hebben, blijft in stand
(ECLI:NL:RBOVE:2021:3156)

Essentie

Na een dienstverband van elf dagen zegt een salesmanager zijn arbeidsovereenkomst op om in te gaan op een aanbod van de concurrent. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen dat de werknemer verbiedt om voor de concurrent te werken. De werkgever (HPI) vordert in kort geding dat de werknemer de activiteiten die het beding overtreden staakt.

HPI staat aan het hoofd van een groep vennootschappen die zich bezighoudt met de productie en verkoop van onder andere petflessen. De werknemer heeft achttien jaar voor een ander bedrijf gewerkt dat nu overgenomen wordt door het bedrijf waar hij het aanbod van heeft gekregen.

Aan de kantonrechter nu de vraag of de werknemer na elf dagen gehouden kan worden aan het concurrentiebeding.

Rechtsregel

Het concurrentiebeding voorkomt dat werkgevers, middels overstappende werknemers, bedrijfsgevoelige informatie en kennis verliezen aan de concurrent. Het beding is een beperking van art. 19 lid 3 Gw, de vrije keuze van werk. In kort geding kan alleen een voorlopige voorziening gevraagd worden en is het aan de rechter om te beoordelen of aannemelijk is dat de rechter in een (eventuele) bodemprocedure de vordering zou toe- of afwijzen.

Het concurrentiebeding is wettelijk geregeld in art. 7:653 BW en moet schriftelijk met de meerderjarige werknemer overeengekomen worden. De rechter kan na een belangenafweging het beding geheel of gedeeltelijk vernietigen. Wanneer het beding is opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt een zwaardere toets. In dit geval ging het om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijdbeding. Het is dus aan de rechter om de belangen van de werknemer tegen de belangen van de werkgever af te wegen.

De kantonrechter oordeelt dat HPI een gerechtvaardigd belang heeft bij de handhaving van het beding en dat de werknemer welbewust heeft getekend voor de arbeidsovereenkomst en de inbegrepen bedingen. Daarnaast wordt het goed werknemerschap uit art. 7:611 BW genoemd als factor om met de belangen van de werkgever rekening te houden.

Inhoud arrest

Voordat de kantonrechter zich over de inhoud van de zaak buigt, wordt eerst getoetst of sprake is van een spoedeisend belang. Aan dit vereiste voor een kort geding is voldaan nu de werknemer zo spoedig mogelijk bij de concurrent in dienst wil treden.

Vervolgens komt de kantonrechter gelijk ter zake. De vordering van HPI strekkende tot het staken van de overtredingen van het beding wordt toegewezen. Het beding wordt gematigd tot negen maanden, met een dwangsom van 5.000 euro per overtreding. De overige vorderingen worden afgewezen.

De kantonrechter is als volgt tot dit oordeel gekomen. De werknemer is welbewust met HPI een arbeidsovereenkomst aangegaan. Uit de correspondentie tussen HPI en de toen nog sollicitant blijkt dat de werknemer goed over de keuze heeft kunnen nadenken en uitdrukkelijk met de arbeidsovereenkomst en de daarin opgenomen bedingen heeft ingestemd. Er is dus geen aanleiding om de werknemer hier niet aan te houden.

Daarnaast heeft HPI de werknemer geen reden gegeven om op te zeggen en heeft de werknemer zelf gekozen voor het voorstel van de concurrent. Het had de werknemer gesierd om eerst een gesprek met HPI aan te gaan naar aanleiding van het voorstel van een belangrijke concurrent. Volgens de werknemer waren het aanbod en de kans te mooi om te laten lopen. Daarmee heeft hij het risico van het concurrentiebeding genomen. De werknemer had als goed werknemer de plicht om rekening te houden met de belangen van HPI.

Werknemer heeft aangevoerd dat het dienstverband slechts van korte duur was, het gaat om slechts elf werkdagen. De korte duur betekent echter niet dat de bedingen niet gelden, noch dat HPI geen belang heeft bij handhaving. De pijn van HPI is gelegen in het feit dat de werknemer een ervaren verkoper is en zich in de elf dagen snel een beeld heeft kunnen vormen van de organisatie van HPI. De werknemer was vanaf dag één op managementniveau betrokken bij de onderneming. De werknemer heeft de schijn tegen zich: de kennis die hij heeft opgedaan bij HPI werkt door in een mail die hij heeft gestuurd aan een gelieerde onderneming van de concurrent. Voor de vraag of de bedrijven concurreren is het niet noodzakelijk dat zij ten aanzien van al hun producten concurrerend zijn.

Al met al erkent de kantonrechter het gerechtvaardigde belang van HPI bij de handhaving van het beding. De korte duur van het dienstverband speelt wel een rol in de matiging van de duur van het beding.

De vorderingen in reconventie van de werknemer worden afgewezen.