Rechtbank Oost-Brabant 6 november 2024, Kwijtschelding studieschuld voor fraudeslachtoffer
(ECLI:NL:RBOBR:2024:5232)
Essentie
De rechtbank verleent eiseres volledige kwijtschelding van haar studieschuld. De minister had haar deze schuld moeten kwijtschelden.
Inhoud uitspraak
De feiten
Er is een studiefinanciering aangevraagd op naam van eiseres met haar DigiD-inloggegevens. Daarbij is vastgesteld dat deze aanvraag deel uitmaakte van identiteitsfraude, waarbij in totaal 48 personen betrokken waren. Uiteindelijk zijn twee verdachten strafrechtelijk veroordeeld voor deze fraude.
Eiseres is van mening dat de minister had moeten begrijpen dat de aanvraag voor een universitaire bachelor niet klopte. Haar hoogst afgeronde opleiding is namelijk niveau mbo 2. Sinds het afronden van deze opleiding is zij werkzaam als orderpicker. Daarnaast heeft de minister voorafgaand aan het toekennen van de studiefinanciering niet om een bewijs van inschrijving gevraagd.
De minister stelt zich op het standpunt dat hij de aanvraag om kwijtschelding in redelijkheid niet kon afwijzen. Het aanvragen van een studiefinanciering via DigiD zou namelijk alleen mogelijk zijn met medeweten van eiseres of als iemand van haar gegevens gebruikmaakt. In dat laatste geval zou eiseres haar gegevens zelf ter beschikking hebben gesteld of onvoldoende aandacht hebben besteed aan de bewaking ervan. De minister had geen gegevens over de vooropleiding van eiseres en kan niet controleren of iemand buitenlandse studies heeft gevolgd.
De beoordeling
Een aanvraag om kwijtschelding van een studieschuld is een verzoek aan de minister om toepassing te geven aan de hardheidsclausule (artikel 11.5 van de Wet studiefinanciering 2000). Daarbij wordt beoordeeld of het niet kwijtschelden van de schuld van eiseres zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden omdat de minister niet heeft vastgesteld dat aan alle wettelijke vereisten is voldaan om voor studiefinanciering in aanmerking te komen. Een van die vereisten is namelijk het overleggen van een bewijs van inschrijving.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de minister in redelijkheid niet anders had kunnen besluiten dan over te gaan tot kwijtschelding van de schuld.
In een zaak waarin sprake is van fraude moet worden beoordeeld of die al dan niet buiten de risicosfeer van eiseres ligt. Beide partijen verwezen hierbij naar dezelfde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank is echter van oordeel dat het dossier geen concrete informatie bevat waaruit kan worden afgeleid dat eiseres vrijwillig haar DigiD inloggegevens aan de verdachten in de strafzaak ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat zij onvoldoende aandacht heeft besteed aan de bewaking van haar DigiD-gegevens.
De rechtbank merkt verder op dat zij kan begrijpen dat de minister in eerste instantie terugbetaling van de eiseres verlangde, maar op het moment dat naar voren kwam dat er sprake was van fraude waarbij persoonsgegevens van in totaal 48 personen zijn misbruikt, had van hem een andere aanpak mogen worden verwacht.
De beslissing
De rechtbank acht het beroep van eiseres gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd door de rechtbank. Het besluit van 16 juni 2023 wordt herroepen en eiseres wordt volledige kwijtschelding van haar studieschuld verleend. De minister wordt veroordeeld in de door de eiseres in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten.