Rechtbank Midden-Nederland 16 februari 2022, Geen sprake van een buitenproportionele ernstige sanctie
(ECLI:NL:RBMNE:2022:568)
Essentie
Werkneemster is sinds 24 juli 2021 in dienst bij een thuiszorgorganisatie op basis van een nulurencontract. Op 14 november 2021 wordt zij op staande voet ontslagen, omdat zij een cliënt heeft overgeslagen. De kantonrechter te Amersfoort onderzoekt of dit ontslag vernietigd dient te worden.
Rechtsregel
Op grond van art. 7:677 lid 1 BW is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, zoals bedoeld in art. 7:678 BW, onder onverwijlde mededeling. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet zijn drie elementen vereist: onverwijld ontslag, een dringende reden en een onverwijlde mededeling daarvan. In deze uitspraak staat de dringende reden centraal.
Onder dringende reden wordt verstaan zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van werknemer, die tot gevolg hebben dat van een werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen worden. Daarbij behoren ook de leeftijd van de werknemer, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer gefunctioneerd heeft en de gevolgen van het ontslag voor de werknemer.
Inhoud uitspraak
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het ontslag onverwijld is medegedeeld. De kantonrechter toetst derhalve nog enkel of sprake is van een dringende reden in de zin van art 7:677 lid 1 BW. De werkgever heeft in de ontslagbrief meerdere verwijten gemaakt aan de werkneemster. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij toegelicht dat het feit dat de werkneemster op 13 november 2021 haar werk heeft geweigerd, de enige reden is voor het gegeven ontslag op staande voet.
Uit de ontslagbrief volgt dat de werkneemster tijdens het rijden van haar route expres een zorgbehoevende cliënt heeft overgeslagen, omdat zij anders als gevolg van een wegomleiding had moeten omrijden. Daarnaast heeft de werkneemster haar werkgever hier niet mondeling van op de hoogte gesteld. Zij heeft slechts een sms’je naar de cliënt en naar de werkgever gestuurd. Vervolgens heeft de werkneemster niet haar telefoon opgenomen toen de werkgever haar belde.
Ter zitting heeft de werkgever uitgelegd dat het ging om een cliënt met hartproblemen, die eerder die week nog in het ziekenhuis was geweest voor zijn bloeddruk. De cliënt had die ochtend hulp nodig bij het aantrekken van een ‘TED-kous’ en bij het meten van zijn bloeddruk. Ook stelt de werkgever dat dit niet de eerste keer is dat de werkneemster een cliënt heeft overgeslagen en dat zij hiervoor gewaarschuwd was.
De kantonrechter is van oordeel dat de werkneemster een zwaar verwijt kan worden gemaakt, doordat zij een cliënt heeft overgeslagen die voor zijn gezondheid afhankelijk was van de zorg van de werkneemster. Een wegomleiding, die 15 minuten vertraging zou opleveren, is geen geldige reden om de cliënt niet te bezoeken. Ook had de werkneemster de verantwoordelijkheid voor deze cliënt niet terug mogen schuiven naar de werkgever. Ten slotte heeft de werkneemster de stelling dat zij het die ochtend helemaal niet druk had, niet gemotiveerd betwist. Zij had immers een andere cliënt ook overgeslagen en er waren meerdere cliënten die die dag uitvielen.
Daarnaast had het, gezien de eerdere waarschuwingen, de werkneemster duidelijk moeten zijn dat de werkgever grote waarde hecht aan het daadwerkelijk bezoeken van de cliënten die op de planning staan. Ook heeft de werkneemster er tijdens de mondelinge behandeling geen blijk van gegeven dat zij de ernst van haar plichtsverzuim inziet en dat herhaling van dit gedrag is uitgesloten.
De kantonrechter komt tot een dringende reden voor ontslag op staande voet. De persoonlijke omstandigheden van de werkneemster (zij is een alleenstaande moeder en heeft een werkplek nodig om haar opleiding te kunnen volgen) staan, gelet op de ernst van het plichtsverzuim, niet aan het ontslag in de weg. De handelswijze van de werkneemster wordt aangemerkt als een zodanig ernstige schending van de op haar rustende verplichting om zich als goed werknemer te gedragen dat geen sprake is van een buitenproportioneel ernstige sanctie.
Het verzoek tot vernietiging van het ontslag en de loonvordering worden afgewezen.