ECLI:NL:RBMNE:2020:4856 (Ontslag op staande voet wegens het expres goedkoop aanslaan van kaascroissantjes)

Rechtbank Midden-Nederland, 9 november 2020, Ontslag op staande voet wegens het expres goedkoop aanslaan van kaascroissantjes (ECLI:NL:RBMNE:2020:4856).

Essentie

Na een half jaartje voor een supermarkt gewerkt te hebben, wordt een aankomend kassamedewerkster op staande voet ontslagen en krijgt zij een winkelverbod voor 24 maanden. De reden voor het ontslag? Het aanslaan van een te lage prijs voor producten (kaascroissantjes) ten behoeve van zichzelf en collega’s. De werkneemster vecht bij de kantonrechter het ontslag op staande voet aan.

Na het aflopen van de drie vereisten voor het ontslag op staande voet, komt de kantonrechter tot de conclusie dat het ontslag terecht gegeven is en dat de werkneemster ernstig verwijtbaar gehandeld heeft.

Rechtsregel

Opnieuw speelt een bagateldelict de hoofdrol in een ‘ontslag op staande voet-zaak’. De voorwaarden voor het ontslag op staande voet zijn terug te vinden in artikel 7:677 lid 1 BW. Voor het ontslag moet sprake zijn van een dringende reden en een onverwijlde opzegging/mededeling aan de werknemer. De dringende reden is verder gedefinieerd in artikel 7:678 BW en omvat ook diefstal (lid 2 sub d).

Indien de werkgever slechts een vermoeden heeft van een dringende reden, kan eerst een onderzoek ingesteld worden, maar de werkgever moet met de grootst mogelijke voortvarendheid handelen. Dit handelen dient aan de hand van de omstandigheden van het geval beoordeeld te worden, zoals: de aard en omvang van een eventueel onderzoek, de geboden behoedzaamheid om onrust in het bedrijf te voorkomen, het verzamelen van bewijsmateriaal, het inwinnen van advies, het horen van de werknemer en het plegen van intern overleg. Daarbij moet de werkgever zorg dragen voor de gerechtvaardigde belangen van de werknemer, indien het vermoeden onjuist zou blijken.

Wanneer de dringende reden een bagateldelict inhoudt, weegt de waarde van het gestolen product vaak niet op tegen de gevolgen van het ontslag. Toch komt het vaak voor dat een dergelijk ontslag terecht wordt gegeven. Doorslaggevend is de vraag of de werkgever een beleid heeft gevoerd tegen de dringende reden of juist een oogje toeknijpt. Het hanteren van een zerotolerancebeleid werkt in het voordeel van de werkgever.

Inhoud arrest

In het geding verzoekt de werkneemster een verklaring voor recht dat geen sprake is van een dringende reden, een veroordeling tot betaling van de eindafrekening, een billijke vergoeding en een transitievergoeding en tot de opheffing van het winkelverbod.

De kantonrechter loopt eerst de drie voorwaarden voor het ontslag op staande voet af:

  1. Een onverwijlde opzegging: beslissend is het tijdstip waarop de feiten die aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd, bekend zijn bij de werkgever. Wanneer het gaat om een vermoeden, mag de werkgever eerst een onderzoek instellen, maar wel met de grootst mogelijke voortvarendheid. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van strijd met de eis van onverwijldheid, nu er slechts één dag tussen het gesprek met de werkneemster en het ontslag zit. Ook meegewogen werd dat de werkgever tussentijds advies heeft ingewonnen en de werkneemster direct op non-actief heeft gesteld.
  2. Een onverwijlde mededeling: het gaat hierbij om de vraag of het voor de werknemer direct duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid. Ook hier komt de kantonrechter niet tot een schending van het vereiste. De redenen voor het ontslag zijn zowel tijdens het gesprek als later in de brief weergeven, waardoor het de werkneemster duidelijk moet zijn geweest.
  3. De dringende reden: de kassamedewerkster heeft erkend dat zij drie keer bewust kaascroissants tegen een lagere prijs heeft verkocht aan een collega en ook één keer zelf een lunch tegen een lagere prijs heeft gekocht. Dit is in strijd met het huishoudelijk reglement en tast haar betrouwbaarheid als caissière aan. Daarnaast hanteert de werkgever een zerotolerancebeleid en zijn alle elf medewerkers die zich aan deze praktijk schuldig maakten op staande voet ontslagen. Het handelen levert dan ook een dringende reden voor ontslag op. Ook heeft de kantonrechter de persoonlijke omstandigheden van de werkneemster meegewogen: de jonge leeftijd (achttien jaar), de slapeloze nachten en de angst om het ontslag uit te moeten leggen.

De verzoeken met betrekking tot de billijke vergoeding en transitievergoeding werden als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen afgewezen. Het verzoek om de veroordeling tot betaling van de eindafrekening werd wel toegewezen.

De kantonrechter verklaart zich niet-ontvankelijk met betrekking tot het verzoek tot het opheffen van het winkelverbod nu dit verbod geen verband houdt met de arbeidsovereenkomst.