ECLI:NL:RBLIM:2019:6880 (Ontslag werknemer door overlast ex-partner)

Rb. Limburg 24 juli 2019 (ontslag na stalking door ex)
(ECLI:NL:RBLIM:2019:6880)

Door Julia Mantel

Essentie

In deze zaak heeft de rechtbank besloten dat een werknemer – op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel h BW –  ontslagen mag worden wanneer hij én zijn werkgever worden lastiggevallen door zijn ex-geliefde.

Inhoud

De feiten in deze zaak zijn als volgt; de werknemer is sinds 2015 fulltime in dienst bij Planbouw als timmerman. Sinds december wordt hij lastiggevallen door zijn ex-vriendin, hetgeen ernstige vormen is gaan aannemen. Hij ontvangt WhatsApp berichten en e-mails met onder andere beschuldigingen die betrekking hebben op mishandeling en verkrachting van vrouwen. Tevens zijn er in zijn buurt foto’s van hem verspreid, waarin hij wordt beschuldigd van pedofilie, op grond waarvan hij aangifte heeft gedaan bij de politie.

Enkele maanden later krijgt ook zijn werkgever Planbouw berichten binnen die – naar alle waarschijnlijkheid – van dezelfde persoon afkomstig zijn. De berichten zijn gericht aan de directieleden van Planbouw en sporen hen aan om de werknemer in kwestie te ontslaan. In mei 2019 ontvangt de directeur van Planbouw een foto met een afbeelding van een pistool en munitie. Dit alles gaat gepaard met een reeks van recensies op internet waarin Planbouw in een negatief daglicht wordt gesteld. Ook wordt de bedrijfsbus beklad.

Als gevolg van deze gebeurtenissen wil Planbouw -de verzoeker in de zaak- de tussen het bedrijf en de werknemer bestaande arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van artikel 7:671b BW jo artikel 7:669 lid 3 onderdeel h BW. In deze artikelen is neergelegd dat de werkgever een arbeidsovereenkomst mag ontbinden als er sprake is van een redelijke grond. De grond die Planbouw aanvoert is de h-grond, waaruit blijkt dat onder een redelijke grond ook wordt verstaan “andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voorduren.”

De werknemer – verweerder in het verzoek – vordert op zijn beurt primair afwijzing van het ontbindingsverzoek en subsidiair veroordeling van Planbouw tot betaling van een transitievergoeding en al hetgeen de werknemer bij wege van eindafrekening te vorderen heeft.

Om na te gaan of ontbinding van de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs plaats kan vinden op basis van de h-grond in artikel 7:669 lid 3 BW, verwijst de kantonrechter naar de wetsgeschiedenis van het desbetreffende artikel. Hieruit volgt dat de wetgever met de h-grond een extra grond heeft willen verschaffen in het geval van situaties die niet binnen het kader van de andere ontslaggronden passen en hier tevens in voldoende mate van verschillen.

De kantonrechter overweegt voorts dat de gebeurtenissen van de afgelopen maanden grote impact hebben gehad op beide partijen en hun samenwerking. Zo heeft de werknemer zich – vanwege de bedreigingen – ziek moeten melden en is hij onder begeleiding van een psycholoog. Voor Planbouw bestaat de kans op economische schade naar aanleiding van de negatieve recensies die op internet zijn verschenen. Ook hebben de berichten ernstig ingegrepen in de privélevens van de directieleden.
Planbouw geeft echter aan dat het aantal bedreigingen aan haar adres erg is afgenomen sinds een maand ervoor, toen telefonisch werd nagevraagd of de werknemer in kwestie nog bij Planbouw in dienst was en Planbouw hier negatief op antwoordde. Toch oordeelt de kantonrechter dat Planbouw er belang bij heeft dat aan de situatie van de afgelopen maanden voorgoed een einde komt. Hierbij wordt gewicht toegekend aan het feit dat de bedreigingen de persoonlijke levenssfeer van de directie van Planbouw en hun gezinsleden aantasten.

Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat de feiten en omstandigheden met zich meebrengen dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel h BW redelijk is. Het verzoek van Planbouw wordt dan ook toegewezen. Ook de door de werknemer subsidiair gevorderde bedragen worden toegewezen.