ECLI:NL:GHDHA:2022:449 (Equity Partner Deloitte is geen werknemer)

Gerechtshof Den Haag 29 maart 2022, De overeenkomst tussen Equity Partner en Deloitte kwalificeert niet als arbeidsovereenkomst (ECLI:NL:GHDHA:2022:449)

Essentie

Het Haagse hof werd voor de vraag gesteld of de overeenkomst tussen verzoeker, de persoonlijke vennootschap van verzoeker en Deloitte kwalificeerde als arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW. De kantonrechter Rotterdam kwam in mei vorig jaar tot het oordeel dat hier geen sprake van is.

Verzoeker was Equity Partner bij Deloitte en vergelijkt zijn situatie met die van de maaltijdbezorgers uit de Deliveroo-zaak. In hoger beroep verzoekt hij het hof primair de opzegging van zijn ‘arbeidsovereenkomst’ te vernietigen en hem weer te werk te stellen tegen een loon van 36.583 euro per maand. Subsidiair eist hij een transitievergoeding van 172.786,46 euro en een billijke vergoeding van 2.597.583,33 euro.

Het verzoek gaat ervan uit dat de kantonrechter wel de juiste maatstaf heeft gebruikt, maar deze niet juist heeft toegepast. Het hof komt tot het oordeel dat de vergelijking niet op gaat en dat aan twee van de drie vereiste elementen voor een arbeidsovereenkomst niet voldaan is.

Rechtsregel

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 6 november 2020 de maatstaf voor de kwalificatie van de overeenkomst aangelegd. Niet doorslaggevend is of partijen al of niet de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW te laten vallen. Vastgesteld moet worden welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Daarna dient beoordeeld te worden of de overeenkomst voldoet aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.

Inhoud uitspraak

Verzoeker is een fiscalist die eerst op basis van een arbeidsovereenkomst voor Deloitte gewerkt heeft voordat hij (en zijn daarvoor opgerichte persoonlijke vennootschap) als Equity Partner toetrad door een Akte Toepasselijkheidsverklaring Aansluitingsovereenkomst te sluiten.

Het hof overweegt dat de rechten en verplichtingen van partijen vanaf de toetreding uitvoerig op schrift zijn gesteld. Voor de uitleg van deze afspraken acht het hof het volgende van belang:

  • Verzoeker is samen met zijn persoonlijke vennootschap aangesloten bij de coöperatie van Deloitte. Daarbij heeft verzoeker 25.000 euro ingelegd en is een financiering van 475.000 euro aangegaan bij Deloitte.
  • Verzoeker heeft zich op grond van de ‘overeenkomst inzake terbeschikkingstelling directeur’ verplicht tot het verrichten van diensten voor Deloitte.
  • De persoonlijke vennootschap heeft recht op een managementvergoeding en een deel van de winst van Deloitte als tegenprestatie voor die terbeschikkingstelling. Deze inkomsten waren onderworpen aan vennootschaps- en omzetbelasting en werden als loon uitgekeerd aan verzoeker.
  • Verzoeker en de persoonlijke vennootschap hebben zich tegenover de Belastingdienst gepresenteerd als ondernemer.
  • Uit de bewoordingen uit de Aansluitingsovereenkomst, de honorering, de gelijktijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de sociaal-economisch sterke maatschappelijke positie van verzoeker leidt het hof af dat verzoeker moet worden beschouwd als een professionele partij die in rechtskennis niet onder deed voor Deloitte.

Partijen mochten daarom over en weer van elkaar begrijpen dat het doel niet langer een arbeidsovereenkomst was, maar een andersoortige samenwerking.

Vervolgens toetst het hof of de overeengekomen rechten en plichten voldoen aan de elementen van een arbeidsovereenkomst (arbeid, loon en gezag).

Arbeid

Er bestaat geen discussie over het feit dat verzoeker als Equity Partner persoonlijke arbeid heeft verricht voor Deloitte.

Loon

Verzoeker had geen recht meer op loon van Deloitte, maar ontving beloning via zijn persoonlijke vennootschap. Deloitte heeft in dat kader ook geen loonbelasting en sociale premies afgedragen en geen loonstrookjes verstrekt. Ook wijst de koppeling van de honorering aan de winst van Deloitte op een ondernemersbeloning. Volgens het hof is dan ook geen sprake van ‘loon’ in de zin van art. 7:610 BW.

Het ontbreken van het loonelement leidt tot de conclusie dat verzoeker zich onterecht vergelijkt met de Deliveroo-bezorgers. Daarnaast overweegt het hof expliciet dat er weinig overeenkomsten tussen beiden zijn. Zo eindigde de arbeidsovereenkomst van verzoeker in overleg en in het kader van een promotie (die verzoeker kon weigeren). De maaltijdbezorgers hadden deze keuze niet en presenteerden zich ook niet als ondernemer.

Gezag

Verzoeker werd met zijn persoonlijke vennootschap aandeelhouder van Deloitte en had stemrecht. Ook droeg hij als Equity Partner zelf het ondernemersrisico in het geval zijn te genereren omzet uit zou blijven. Het stond verzoeker vrij om opdrachten van klanten aan te nemen of te weigeren. Dat Deloitte een instructierecht heeft uitgeoefend wijst op zichzelf staand niet op een arbeidsovereenkomst. Dit komt namelijk ook voor bij de overeenkomst van opdracht.

Het hof komt tot de conclusie dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en bekrachtigt het vonnis.