ECLI:NL:GHDHA:2021:2565 (Diefstal van Buddha to Buddha-armband: toch geen ontslag op staande voet)

Gerechtshof Den Haag, 21 december 2021, Niet bewezen dat camerasysteem van supermarkt correct en volledig werkt
(ECLI:NL:GHDHA:2021:2565)

Essentie

Supermarkt Jumbo heeft op 18 februari 2021 een kassa- en servicebaliemedewerkster op staande voet ontslagen wegens het stelen van een Buddha to Buddha-armband. Jumbo trekt deze conclusie na het bekijken van de camerabeelden en het inschakelen van een bedrijfsrechercheur.

De werkneemster, die al 21 jaar in dienst is, heeft het ontslag op staande voet in eerste aanleg aangevochten bij de kantonrechter. De werkgever heeft toen bij voorwaardelijk zelfstandig verzoek verzocht om de werkneemster te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding en de gemaakte onderzoeks- en juridische kosten. De kantonrechter heeft het verzoek van de werkneemster afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding.

In hoger beroep neemt het hof de zaak onder de loep en pakt het heel anders uit voor de werkgever.

Rechtsregel

Art. 150 Rv bepaalt dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten de bewijslast draagt van deze feiten. Een feit is voor de civiele rechter bewezen wanneer uit de bewijsmiddelen redelijkerwijs kan worden afgeleid dat het feit zich heeft voorgedaan en niet evengoed daaruit blijkt dat het feit zich niet heeft voorgedaan.

Een ander aspect van de vrije bewijsleer heeft betrekking op de vrijheid van de rechter bij de bewijsbeslissing. Tenzij de wet anders bepaalt is de rechter vrij bij de waardering van het bewijs. In dit geval waren de verklaringen van de leverancier van het camerasysteem niet voldoende om de raadsheren te overtuigen.

Inhoud arrest

Vaststaat dat de diefstal van de armband een dringende reden voor het ontslag op staande voet zou opleveren. De bewijslast van de dringende reden voor ontslag ligt rust op de werkgever. De werkgever slaagt hierin op het moment dat de rechter een redelijke mate van zekerheid heeft dat het betreffende feit zich heeft voorgedaan.

De werkgever heeft een beroep gedaan op de camerabeelden. Hierop is te zien dat de werkneemster de armband opbergt en kort daarna iets uit hetzelfde kastje pakt. De volgende ochtend bleek de armband verdwenen te zijn uit het kastje. Het hof merkt op dat de conclusie dat werkneemster de armband heeft meegenomen op grond van de camerabeelden rechtvaardig is. De werkneemster heeft dit tegenover de bedrijfsrechercheur weliswaar ontkend, maar kon in dat gesprek niet verklaren wat zij dan wel op dat moment uit het kastje zou hebben gepakt. Pas tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft werkneemster gesteld dat zij haar kluissleutel gepakt zou hebben.

De volgende stap is de beoordeling van de betrouwbaarheid van het camerasysteem. De beelden zijn niet aaneensluitend en het systeem zou volgens de werkneemster ook niet altijd op beweging reageren. De supermarkt heeft dit proberen tegen te spreken door een verklaring van de leverancier van het camerasysteem over te leggen. Daaruit volgt dat de camera’s alleen opnemen indien ze beweging detecteren die aan de criteria voor detectie voldoet. De leverancier concludeert dat sabotage niet mogelijk is en dat het ontbreken van videomateriaal alleen kan wijzen op een gebrek vaan detecteerbare bewegingen.

Uiteindelijk gaat het hof mee in de overtuiging van de werkneemster dat de overgelegde toelichtingen op de werking van het camerasysteem fouten in het systeem of in de software niet uitsluiten. Dat de leverancier geen onregelmatigheden heeft aangetroffen neemt niet weg dat een deugdelijk onderzoeksrapport van een onafhankelijke derde, waaruit blijkt dat het systeem foutloos werkte ten tijde van de vermissing van de armband, ontbreekt.

Naar het oordeel van het hof bestaat onvoldoende zekerheid dat de armband is ontvreemd door de werkneemster. Het hof zal een billijke vergoeding toekennen ter hoogte van 50.000 euro bruto.