Application no. 9573/23 (Klijn vs. The Netherlands)

Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 11 april 2024, Onrechtmatige voorlopige hechtenis verdachte
(Klijn vs. The Nederlands, application no. 9573/23)

Essentie

De rechtsvraag die in casu wordt behandeld, betreft: is de verdachte in casu rechtmatig in voorlopige hechtenis geplaatst?

Rechtsregel

De vraag of de plaatsing in voorlopige hechtenis van de verdachte een schending van art. 5 lid 3 EVRM opleverd, is door het EHRM ontvankelijk verklaard. Het EHRM oordeelt dat de door de partijen getroffen schikking respectvol is tegenover de mensenrechten en ziet geen redenen om de aanvraag verder te onderzoeken.

Inhoud

De verdachte is gearresteerd voor een drugsgerelateerde aanklacht. De voorlopige hechtenis is toegepast op 11 november 2022 met drie redenen:

  1. Er bestaat een redelijk vermoeden dat verdachte amphetamine heeft geproduceerd met publieke veiligheidsproblemen.
  2. Is bestaat een recidivegevaar.
  3. Er bestaat een risico op het frustreren van het lopende onderzoek.

De door de advocaat aangedragen vraag tot schorsing is daarom afgewezen.

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 november 2022 de voorlopige hechtenis verlengd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft daarna geoordeeld dat de eerste twee gronden voor de voorlopige hechtenis nog overeind stonden, maar dat de derde reden inmiddels was weggevallen omdat de medeverdachte in deze zaak inmiddels was opgepakt en dat onderzoek is afgerond.

In het reclasseringsadvies van 6 november 2022 zijn naast voorlopige hechtenis alternatieven genoemd, zoals een voorwaardelijke schorsing. Het hof heeft niet gekeken naar deze mogelijkheid. Volgens de advocaat van verdachte levert dit een schending van art. 5 lid 3 EVRM op en zet de gang naar het EHRM in.

Het EHRM heeft de vraag van de advocaat van verdachte ontvankelijk verklaard, waarna de Nederlandse Staat en de verdachte tot een schikking zijn gekomen. De schikking omvat een betaling van de Nederlandse Staat aan de verdachte in ruil voor het opgeven van verdere klachten omtrent de feiten die tot deze gang naar het EHRM hebben geleid. Het EHRM keurt de schikking goed en meent dat deze geen inbreuk op mensenrechten oplevert zoals gesteld in de conventie en protocollen. Daarmee is de zaak  afgedaan op 11 april 2024.