ANP/Spruijt, HR 15 november 2002, NJ 2004/2

ANP/Spruijt, HR 15 november 2002, NJ 2004/2
(ECLI:NL:HR:2002:AE8463)

Door Sapna Gajadhar

Essentie
In dit arrest van de Hoge Raad staat het vraagstuk rondom het recht op het houden van een pleidooi centraal. Heeft eenieder het recht een pleidooi te houden voordat de rechter beslist over een zaak?

Rechtsregel
De vraag die in onderhavig geval aan de orde is, is of de rechtbank terecht het verzoek van Stichting Algemeen Nederlands Persbureau (hierna: ANP) tot het houden van een pleidooi heeft afgewezen.

Op grond van artikel 134 eerste lid Rv, artikel 144 Rv (oud), wordt aan partijen desverlangd gelegenheid geboden voor pleidooien, voordat de rechter over de zaak beslist. In beginsel hebben partijen dus het recht om een pleidooi te houden, voordat de rechter inhoudelijk een beslissing neemt over de te behandelen zaak. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan de rechter bepalen dat het houden van een pleidooi achterwege moet blijven. Van zulke uitzonderlijke gevallen is sprake, indien er door de wederpartij wordt aangevoerd dat het houden van een pleidooi zorgt voor onredelijke vertraging van de procedure of dat het houden van een pleidooi in strijd zou zijn met de eisen van de goede procesorde. Het argument dat het houden van een pleidooi niets nieuws oplevert voor de zaak, is geen uitzonderlijk geval waardoor het recht op het houden van een pleidooi achterwege moet worden gelaten.

Inhoud uitspraak
De ANP had Cornelis Spruijt in dienst als fotograaf. Spruijt had een arbeidsovereenkomst afgesloten met ANP. Na enkele jaren besloot ANP de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Spruijt was het hier niet mee eens en beweerde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nietig was, waardoor hij bij de rechtbank vorderde dat zijn loon zou worden doorbetaald.

De vraag die de rechtbank allereerst diende te beantwoorden was of er tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond. Om dit te kunnen bepalen vonden er twee comparities plaats. ANP had bij de rechtbank een verzoek ingediend om nog een pleidooi te houden. Volgens ANP waren niet alle argumenten volledig en goed naar voren gebracht tijdens de comparities. De rechtbank wees echter het verzoek tot het houden van een pleidooi af en bepaalde dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.

De zaak kwam voor bij de Hoge Raad, welke op grond van artikel 134 Rv, artikel 144 Rv (oud), oordeelde dat ANP in beginsel recht had zijn standpunt bij pleidooi toe te lichten. Het verzoek tot het houden van een pleidooi mag slechts in uitzonderlijke gevallen worden geweigerd. Volgens de Hoge Raad was hier geen sprake van zo een uitzonderlijk geval. ANP diende daarom alsnog in de gelegenheid te worden gesteld een pleidooi te houden. De zaak werd daarom terugverwezen naar het Hof.