2020-93 (Discrimineren vrouw op grond van zwangerschap)

College voor de Rechten van de Mens 27 oktober 2020, Discrimineren vrouw op grond van zwangerschap
(2020-93)

Door Naomi van Burgsteden

Essentie

Een werknemer van Calvin Klein Stores Netherlands B.V. heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van juni 2019 tot januari 2020. De vrouw werkt als assistent store manager in een winkel van Calvin Klein. Op 5 december 2019 vertelt de vrouw dat zij zwanger is. De store manager bericht de vrouw vervolgens op 6 december 2019 dat haar dienstverband niet wordt verlengd. Volgens de vrouw gaf de store manager als reden dat zij niet op haar kon rekenen vanwege het hoge ziekteverzuim. Volgens de vrouw is sprake van zwangerschapsdiscriminatie omdat een groot deel van het ziekteverzuim gerelateerd is aan de zwangerschap.

De vrouw heeft vervolgens een discriminatieklacht ingediend bij de area manager van Calvin Klein. Zij stelt dat het bedrijf naliet om zorgvuldig onderzoek te doen.

Rechtsregel

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens haar verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door haar tijdelijke arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Ook vraagt zij om te beoordelen of verweerster haar klacht over discriminatie voldoende zorgvuldig heeft behandeld.

Een werkgever mag – gelet op het bepaalde in artikel 7:646, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek – bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen. De beslissing om een arbeidsovereenkomst al dan niet te verlengen is een beslissing over het al dan niet aangaan van een arbeidsovereenkomst. Het College zal daarom toetsen of verweerster verboden onderscheid heeft gemaakt bij het (niet) aangaan van de arbeidsovereenkomst.

Het maken van onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap is een vorm van direct onderscheid op grond van geslacht, hetgeen blijkt uit artikel 7:646, eerste en vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek. De afwezigheid vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof dient te worden gezien als direct en onlosmakelijk gevolg van de zwangerschap en dient daarom op één lijn te worden gesteld met de zwangerschap zelf. Dit geldt ook voor afwezigheid wegens ziekte die optreedt vóór zwangerschapsverlof en die is gerelateerd aan de zwangerschap.

De opeenvolging van gebeurtenissen doet vermoeden dat sprake is van zwangerschapsdiscriminatie. Daar komt bij dat de wettelijke aanzegtermijn ex artikel 7:668, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek al verstreken was. In dit artikel is immers bepaald dat de werkgever uiterlijk een maand voor het aflopen van het dienstverband de werknemer moet informeren over het wel of niet verlengen van de arbeidsovereenkomst. Die termijn was op 2 december 2019 al verlopen.

Voorts heeft een werknemer de plicht om een discriminatieklacht zorgvuldig te behandelen. Naar aanleiding van de klacht van de vrouw heeft hoor en wederhoor plaatsgevonden, maar Calvin Klein heeft verzuimd de onderzoeksresultaten aan de vrouw terug te koppelen. Gelet hierop is de klachtenbehandeling niet zorgvuldig geweest.

Inhoud arrest

Het is aan Calvin Klein om te bewijzen dat zij niet heeft gediscrimineerd. Hierin is zij niet geslaagd. Het bedrijf stelt dat de vrouw niet goed genoeg functioneerde, maar heeft hiervoor geen bewijs geleverd. Het is in ieder geval niet genoegzaam gebleken dat de zwangerschap of de ziekte in verband met de zwangerschap geen enkele rol heeft gespeeld. Voorts heeft Calvin Klein aangevoerd dat zij in november 2019 al hadden besloten om het dienstverband niet te verlengen. Deze stelling overtuigt niet, te meer omdat niet kan worden ingezien waarom het bedrijf zich in dat geval niet aan de wettelijke aanzegtermijn heeft gehouden. De enkele verklaring van verweerster dat de aanzegging te laat is gedaan vanwege de drukke periode is niet voldoende.

Nu verweerster niet heeft bewezen dat de zwangerschap en/of aan zwangerschap gerelateerde ziekte geen rol heeft gespeeld bij het besluit om geen nieuw dienstverband aan te gaan, stelt het College vast dat verweerster jegens verzoekster direct onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt. Het maken van direct onderscheid is verboden, tenzij op dat verbod een wettelijke uitzondering van toepassing is. Dit is gesteld noch gebleken.