Zelfkennis

Als je weet dat je het beste presteert onder druk en je opdrachten tot het laatste moment laat liggen, dan is een stukje zelfkennis heel handig om jezelf uit te foeteren, beterschap te beloven, maar stiekem eigenlijk al te weten dat je de volgende keer weer pas vier uur voor de deadline begint met het schrijven van je essay.

Die zelfkennis is dus met name handig bij de reflectie. “Wat kon er beter?” De planning? Neuh, die planning zat prachtig in elkaar. Dat was perfectie tot in de kleinste details. Geen verbeterpunten mogelijk. Het ging alleen een beetje mis bij de uitvoering. “Wat ga je de volgende keer anders doen?” Oh, er zijn zó veel dingen die je de volgende keer anders kunt doen! Al die dingen die ervoor zorgen dat je minder in tijdnood komt, minder onder druk staat, minder gestresst bent. Maar je kent jezelf: het juiste antwoord is “niets”.

Zelfkennis is natuurlijk niet alleen maar negatief. Ik weet bijvoorbeeld dat ik zeeziek ben. Schipper worden? Geen strak plan. Gelukkig weet ik dat van tevoren en zul je mij dus niet per ongeluk achter het roer van een cruiseschip vinden. Als je mij al op een cruiseschip vindt, dan toch echt op de achtersteven met m’n hoofd over de rand.
Ik ben niet alleen zeeziek, ik ben ook wagenziek. Ambulance, brandweer, politie… Ik kan het allemaal schudden. Overigens zou die brandweer ook geen goed idee zijn als ik geen last had gehad van wagenziekte. Ik zou dan ongetwijfeld meerdere keren per dag struikelen over de slangen, omdat ik ook best een klein beetje onhandig ben.

Never forget bijvoorbeeld die keer dat ik de simpelste Ikea-kast ever in elkaar zette. Vier lange latjes, dat waren de zijkanten, en vier plankjes voor ertussen. Met het grootste gemak zette ik die kast in elkaar, geen vuiltje aan de lucht, kind kan de was doen, tot ik ‘m rechtop zette. De lange latjes voor de zijkanten bleken een boven- en een onderkant te hebben.
Never forget ook die keer dat ik een nieuw spotje in de lamp van m’n oudste zoon wilde vervangen en vervolgens met m’n wijsvinger vast kwam te zitten in het raster van die lamp. Of die keer dat ik met m’n elektrische broodmes het snoer daarvan samen met het brood doorzaagde. Die keer dat ik vastzat in een glijbaan, met m’n voet in een open pot verf stapte, tegen een muur aan rende of bij gym vergat te springen toen de kast in zicht kwam.

Aan een eigen hennepkwekerijtje hoef ik dus niet te beginnen. Alhoewel heel gezellig, want lampjes en plantjes, en het vooruitzicht op een leuk zakcentje, schijnt er ook nogal wat geklooi met elektriciteit bij te komen kijken. De Hoge Raad mag dan in 1921 bepaald hebben dat elektriciteit voor wat betreft het strafrecht net zo goed een goed is als een portemonnee, bij de diefstal van het laatste kan ik me nog wel iets voorstellen. Zo’n ding ligt op tafel, de eigenaar is afgeleid, ik kijk of niemand naar mij kijkt en hop, het ding zit in m’n tas. Maar hoe je elektriciteit jat? Ik zou niet eens weten waar te beginnen, want ik kom niet verder dan bij het uit het stopcontact halen van een stekker het hele stopcontact met stroomdraden en al uit de muur te trekken. Wat natuurlijk wel echt een keihandige vaardigheid is bij een hobby met hoog ontploffingsgevaar.

Mijn zelfkennis en ik zijn het er dus unaniem over eens dat wij het gewoon, heel veilig, houden bij het schrijven van essays, papers en columns – op het laatste moment. Wat we vervolgens goedpraten met: “ik heb gewacht tot het laatste moment, want dan ben ik ouder en dus wijzer”. Het gevaar zoeken wij in die tijdsdruk, in die stress, in… Nou ja… Die deadline voor deze column die vier dagen geleden was.